Totstandkoming Nieuwe Testament

Ds. C. den Boer / Geen reacties

09-06-2016, 15:54

Vraag

Is er bekend hoe het Nieuwe Testament precies tot stand is gekomen? Is hier een goddelijke opdracht voor geweest in de vierde eeuw, of hebben mensen zelf besloten (bijvoorbeeld door het uitblijven van de wederkomst) om het NT samen te stellen? Naar het schijnt zijn er in de vroege kerk lange discussies geweest of bijvoorbeeld de Hebreeën brief en Openbaringen in het NT thuis zouden horen. In het OT (profeten) wordt regelmatig geschreven dat de woorden direct van God zijn (bijvoorbeeld: alzo zegt de Heere). In het NT lijkt het 'directe' veelal te ontbreken en lijkt het geschrevene vaak de mening van de schrijver te vertolken (bijvoorbeeld Paulus' visie op het huwelijk, spoedige wederkomst etc). Is er voor het NT bekend wat de 'toelatingscriteria' voor de bijbehorende bijbelboeken geweest zijn?

ADVERTORIAL

Geeft u Egyptische christenen een Pasen om nooit te vergeten?

In Egypte is het steeds lastiger om rond te komen. Voedselprijzen rijzen de pan uit. U kunt het verschil maken door een voedselpakket voor een gezin van Egyptische christenen te kopen, die wij uitdelen ter plaatse. Heel praktisch willen we hiermee handen en voeten geven aan de opdracht van God om de armen te voeden. 

Doet u mee?

Geeft u Egyptische christenen een Pasen om nooit te vergeten?

Antwoord

Het NT is een bundel van 27 geschriften, die oorspronkelijk min of meer los van elkaar zijn ontstaan en hebben bestaan. Zij zijn niet geschreven als opzettelijke bijdragen aan het boek, dat wij Bijbel noemen. Paulus bijvoorbeeld schreef zijn brieven als "gelegenheidsbrieven", bedoeld voor bepaalde gemeenten en gericht op bepaalde situaties. Deze en alle andere geschriften van het NT beogen slechts het geloof in Jezus Christus als de Gezondene des Vaders te prediken en te voeden. Later zijn deze geschriften gebundeld en heeft de kerk ze als gezaghebbend Woord van God aanvaard met en naast de geschriften van het OT. Zij kwamen daarmee in de canon van de Heilige Schrift. De vraag, die ons nu bezighoudt, is hoe wij ons deze ontwikkeling moeten voorstellen? Hoe heeft zich de compositie van het NT voltrokken? 

Welnu, in de tijd waarin de Nieuwtestamentische geschriften geschreven werden, was er voor de eerste generatie van christenen maar één Woord van God. Dat was het wat wij noemen Oude Testament. Daarop beriep men zich als op het volstrekt, onfeilbare en absoluut gezaghebbende Godswoord. Zo had Jezus het ook gedaan: "Daar staat geschreven." "Al de Schrift is van God ingegeven ... " (2 Tim. 3:15 vv.). De norm voor de uitleg van de Schriften lag voor die eerste christenen in Jezus Christus en Zijn getuigenis. Daarom is ook van meet af aan de "viva vox" (de levende stem van Christus, Zijn woorden) voor de eerste christenen van evenveel gezag als het Woord van de Schriften. Een beroep op een woord van Christus heeft ook in Paulus' brieven dezelfde waarde als een beroep op de Schriften (vgl. 1 Kor. 9:9,14; 1 Kor. 7:10; 1 Thess. 4:15). De Schrift en het Woord van de Heere (Jezus)  hebben dezelfde autoriteit. 

Dan echter krijgt ook vrij spoedig het apostolisch woord voor de christenen een gezag, dat gelijkstaat met dat van de Schriften en dat van Christus Jezus. Paulus eist dat gezag zelf nadrukkelijk op voor zijn woorden in zijn brieven. Zijn woorden rusten niet in menselijke vindingrijkheid, maar in een zending van Christuswege (1 Kor. 2:10vv; 1 Kor. 7:25,40; 2 Kor. 3:1-3, 6-8; Gal. 1:8-12). In een van Christus afgeleid gezag deelt Paulus de woorden Gods mee. Als zodanig werden de apostolische geschriften dan ook door de gemeenten ontvangen en gelezen (vgl. 2 Thess. 3:14vv.). Paulus kenmerkte zijn brieven met een eigen handtekening en waarmerkte ze als gezaghebbend. Aanvankelijk legde men wel minder nadruk op de apostoliciteit van een geschrift -de Evangeliën bv. zijn anoniem geschreven- maar later was dat gewoon nodig vanwege falsificaties (vgl. ook Joh. 21:24). 

Had het apostolisch woord voor de eerste christenen dus reeds een groot gezag, na het wegsterven van de apostelen en de eerste generatie van christenen werden de geschriften der apostelen haast vanzelfsprekend op gelijk niveau gezien met de Schriften (OT) en het overgeleverde Woord van Christus Zelf. Paulus' brieven zijn in ieder geval al spoedig verzameld en gebundeld (vgl. Kol. 4:16: uitwisseling van de brieven aan Kolosse en Laodicea). In 2 Petr. 3:16 wordt gesproken over "alle brieven van Paulus". Mogelijk is Korinthe (wellicht Efeze?) de plaats geweest, waar men de brieven van Paulus verzamelde. In de oudste lijsten van Paulinische brieven (bv. Canon Muratori) gaan de Paulinische brieven in elk geval voorop (vgI. ook 1 Kor. 1:2: "Aan Korinthe ... met allen ... "). 

In de tweede eeuw staat weldra het beroep op het 0T (de Schriften), op het Woord van Christus én op de apostolische geschriften naast elkaar. Justinus (midden tweede eeuw) citeert uit de Evangeliën en schrijft dan: "Daar staat geschreven ... " Toch is dan de erkenning van de apostolische geschriften en hun gezag nog niet overal tegelijk. Marcion bv. (ongeveer 150 n. C.) erkende slechts Lukas en Paulus (één apostel en zijn metgezel): het Evangelie van Lukas en 10 van alle Joodse elementen gezuiverde Paulusbrieven (niet de Pastorale brieven). Hij verwierp het OT als het getuigenis van de boze wereldschepper en hield een zwaar voorgeselecteerd Woord van God over, nl. het getuigenis van Paulus en Lukas. Een ander voorbeeld van het feit dat in de tweede eeuw niet altijd en overal gelijke waardering bestond, m.b.t. de apostolische geschriften, is de "Diatessaron" van Tatianus in Syrië. Omstreeks l75 na Chr. maakt een leerling van Justinus, Tatianus, een harmonie van de vier Evangeliën (Diatessaron). Een bewijs, dat de vier Evangeliën in Syrië nog geen onaantastbaar gezag hebben. 

Aan het eind van de tweede eeuw na Chr. echter kunnen we, althans in het westen, spreken van een algemene erkenning van de thans in het NT voorkomende boeken. Irenaeüs bv. blijkt als gezaghebbend te erkennen: de vier Evangeliën, 13 brieven van Paulus (ook Hebreeën), 1 Johannes, 1 Petrus en de Openbaring (maar bv. ook de Pastor van Hermas). Hij is bekend met Judas en 2 Johannes. Jakobus, 3 Johannes en 2 Petrus lijkt hij niet te kennen. De Canon Muratori (een lijst van door de kerk erkende geschriften, ongeveer 200 na Chr. te Rome vervaardigd) geeft alle door ons bekende Nieuwtestamentische geschriften met uitzondering van 'Hebreeën, Jakobus, de beide Petrusbrieven en 3 Johannes. 
 
In het Oosten ligt volgens een onderzoek van Origenes (ong. 250) naar de kerkelijke erkenning van Nieuwtestamentische geschriften de zaak aldus: "Onweersproken gelden in de ganse kerk": de 4 Evangeliën, 13 Paulusbrieven, 1 Petrus, 1 Johannes, Handelingen en de Openbaring. Als niet zeker apostolisch noemt Origenes: 2 Petrus, 2 en 3 Johannes, Hebreeën, Jakobus, Judas. Met de zg. Paasbrief van Athanasius (herderlijk schrijven-367) komt een einde aan veel onzekerheid. Daarin stelt deze gezaghebbende bisschop vast, dat de (ons bekende Nieuwtestamentische) 27 geschriften de enig "canonieke" zijn. Op de Synoden van Hippo Regius (393) en Carthago (397 en 419) wordt dan de canon in het Westen in navolging van het Oosten officieel vastgesteld. Vooral de Hebreeënbrief (was deze wel Paulinisch en dus apostolisch?), maar ook de Openbaring zijn lang in discussie geweest (o.a. Chrysostornus, Basilius en Gregorius van Nazianze verwerpen de Openbaring nog rondom 400). 

Nog een enkele opmerking tenslotte over het woord "canon", "canoniek:". Het is een Grieks woord, dat de betekenis heeft van stok, meet staf, norm (vgl. Gal. 6:16: regel; 2 Kor. 10:13,16: Goddelijke opdracht). In de na-apostolische tijd spreekt men (Irenaeüs bv.) van een "canon" van de waarheid of van het geloof, door de kerk vastgesteld, dus: een norm voor. .. Het is vooral door de invloed van Athanasius (zie boven), dat het woord canon de speciale betekenis krijgt van: lijst van door de kerk als Goddelijk erkende boeken. Het concilie van Laodicea (360) had bepaald, dat "men in de kerk niet de zelfgemaakte psalmen moest lezen noch de niet-canonieke boeken, maar alleen de canonieke boeken van het NT en van het OT." Deze canonieke boeken zijn dus richtsnoer voor geloof en leven. De kerk heeft ze als zodanig ontvangen. We voegen daaraan toe, dat ten diepste niet de kerk zelf bepaald heeft, wat normatief is voor geloof en leven, maar dat zij slechts heeft erkend en aanvaard, dat God die en die geschriften in de harten van de Zijnen door Zijn Geest dat gezag had verleend (vgl. NGB, art. 4 en 5: "Al deze boeken ontvangen wij voor heilig en canoniek om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen"). En van deze Bijbelboeken belijden wij bovendien, dat zij genoegzaam zijn tot de zaligheid. Niets eraf en niets erbij (vgl. Op. 22:18,19). Daarom spreken wij ook van een gesloten canon. De vraag is, wat wij zouden doen als uit het zand van Egypte bv. een geschrift te voorschijn zou komen, waarvan met zekerheid vast te stellen is, dat het apostolisch is, een Paulus brief aan Korinthe bv. (Paulus moet meer dan twee brieven geschreven hebben aan Korinthe). Deze vraag is echter een academische. 

We ontlenen aan dit hypothetische geval geen argument om een principiële openheid van de canon te bepleiten. Wat wij in de geschriften van het OT en NT ontvangen hebben, is geen minimum, maar maximum aan openbaring Gods, ons tot zaligheid. Daarom hebben we er ook tegen te waken om een "canon in de canon" te maken, door de boodschap van de Schrift te verengen of te reduceren. Dat kunnen we doen door een exclusieve rechtvaardigingsleer, maar ook door een eenzijdig daadchristendom te prediken (vgl. Rom. 3:28 met Jak. 2:24). Luther heeft in zijn jonge tijd dat gevaar gelopen. Hij zegt dan, dat "hij gaarne zijn baret wil opzetten aan degene, die de brieven van Jakobus met Paulus' leer in overeenstemming weet te brengen en zich een nar wil laten schelden". Volgens Luther was de Judasbrief een onnodig epistel en het boek der Openbaring duister en onbegrijpelijk. Later was Luthers oordeel echter veel milder. De brief aan de Hebreeën, door hem eerst voor een apocrief geschrift gehouden, heeft dan ook zijn grote waardering.

Ds. C. den Boer
(uit mijn boek “Op Verkenning in het Nieuwe Testament”)

Ds. C. den Boer

Ds. C. den Boer

Tags in dit artikel:

canoniek
Geen reacties

Terug in de tijd

Geachte ds. Van den Brink, ik begrijp pagina 169 en wat daar verder op volgt van uw boekje 'Dordt zoals je Dordt niet kende' niet zo goed. Daar geeft u in een schema drie opvattingen weer, en visie A ...
Geen reacties
08-06-2023
Begin dit jaar werd er vanuit een bepaalde Nederlandse kustplaats een dominee begraven. Bekend werd dat deze dominee begraven werd in zijn ambtsgewaad. Maar mag dat wel? Zegt de kerkorde hier iets ove...
4 reacties
08-06-2023
In het Nederlands hebben we verschillende beleefdheidsvormen (u, jij). In de Statenvertaling wordt uitsluitend gebruik gemaakt van u of gij, en ik vind het dan ook erg positief dat de Herziene Statenv...
13 reacties
08-06-2012
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering