Bekeerde zittenblijvers
Ds. C. Harinck | Geen reacties | 16-05-2025| 15:30
Vraag
Er zijn al meerdere vragen gesteld over geloofszekerheid. Toch nog deze. Ik las in de brief aan de Romeinen (8:16, HSV) het volgende: “De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.” Na meerdere vertalingen en kanttekeningen te hebben gelezen, kom ik tot de conclusie dat hier gewoon staat wat er staat: als wij kinderen van God zijn, laat God ons dat weten. Hij laat ons niet levenslang in het ongewisse. Dit komt ook overeen met wat de Dordtse Leerregels zeggen in hoofdstuk 5-10.
U kent net zo goed als ik de lege avondmaalstafels: 200 belijdende leden, waarvan er maar een handjevol aan de tafel komt. In gesprekken met mensen die niet aangaan, komt het neer op het ontbreken van geloofszekerheid. Ze zeggen niet ronduit dat ze onbekeerd leven, maar ze durven het zichzelf niet toe te eigenen. Ook van kerkgangers die wel aangaan, hoor ik regelmatig opmerkingen als “voor sommige ligt het zo teer, ze durven het zich niet toe te eigenen, maar we kunnen ervan uitgaan dat er veel meer bekeerde mensen in onze kerk zitten dan er aan de tafel gaan.” Uitgaande van de tekst uit Romeinen, vraag ik me af of dat dan wel klopt.
Als de 'zittenblijvers' bekeerd zijn, laat God het ze weten lees ik in Romeinen 8. Het is Zijn belofte en God liegt niet. Natuurlijk kan God een periode van worsteling geven. Het heeft bij mij ook een aantal maanden geduurd voor het duidelijk werd. Maar als God ons levenslang laat afvragen of we wel Zijn kind zijn, ‘liegt’ God in Romeinen 8:16. En aangezien God niet liegt, ligt het 'geen geloofszekerheid ontvangen' dus niet aan God, maar aan ons. Hoe kunnen we dan toch zo makkelijk zeggen dat er meer mensen bekeerd zijn, dan er aangaan? Sluiten we onze ogen dan niet bewust voor de realiteit dat er hele gemeente verloren gaan? Want als ze God op Zijn Woord geloven (God eist geloof) dan moet je ook Romeinen 8:16 geloven en daar toch je conclusies uit trekken? Als God je geen zekerheid geeft, ben je geen kind van God.
Het maakt mij soms zo onrustig als ik tijdens het Heilig Avondmaal zoveel mensen zie blijven zitten, dat ik wel naar ze wil schreeuwen dat ze móéten geloven. Zeker als ik ze na de kerkdienst lachend de kerk zie verlaten alsof er niks aan de hand is. We kunnen het er toch niet op gokken dat het wel goed zal komen, ook al weten we het niet helemaal zeker? Dat is toch niet wat de Bijbel zegt? Deze vraag is voor een Ger. Gem.-dominee...
Antwoord
Beste vraagsteller,
Het is de grote waarheid van de Schrift en de praktijk van het geloofsleven dat niemand ons zekerheid omtrent onze eeuwige zaligheid kan geven dan de Heilige Geest. Dat zegt de tekst die u aanhaalt. God wil Zijn kinderen ook de troost van de zekerheid geven. De Bijbel leert ons dat er verschillende manieren zijn waardoor God Zijn kinderen de troostvolle zekerheid van hun zaligheid wil geven. De Dordtse Leerregels hoofdstuk 5-10 wijzen drie middelen aan waardoor God de Heilige Geest deze zekerheid werkt. Door de beloften, door de merktekenen van de gelovigen en door de heiliging.
Eén van de problemen is, dat veel gelovigen in een andere weg zekerheid zoeken. Het gaat dan om bijzondere belevingen. Het is niet de weg waarlangs de Heere dit werkt. Door deze eisen te stellen en naar iets bijzonders te zoeken, doet men zichzelf geestelijke schade aan.
De andere kant is dat een mens zichzelf gerust stelt buiten de beloften, de merktekenen en de nieuwe levenswandel. Zij stellen zichzelf gerust op andere gronden. Zij zijn zeker van de zaligheid omdat Jezus voor ons allen is gestorven en zij dit geloven of omdat zij gedoopt zijn en verbondskind zijn, enzovoorts.
Omdat men in behoudende kring daarvoor waarschuwt en men vreest voor zelfbedrog, is er veel bekommering om het zeker te mogen weten. In de geloofsoefening wordt men daar bovenuit getild en kent men dus momenten van zekerheid, maar in het algemeen mist men de zekerheid dat men deel aan Christus heeft. De strijd om zekerheid is een Bijbelse strijd; de vrees voor zelfbedrog is ook Bijbels, maar God allerlei bijzondere eisen stellen voordat men het heil omhelst is niet Bijbels. Gods beloften verdenken, naast Christus nog dingen zoeken en de merktekenen waar door de Geest getuigt verachten, brengt en houdt in onzekerheid en duisternis.
Dit geldt ook voor de avondmaalsgang. Zelfonderzoek is nodig en zo maar aangaan zonder kennis aan de drie stukken is tegen de Schrift. Maar aan de andere kant zegt het formulier: “Allen die alzo gezind zijn, wil God gewisselijk in genade aannemen en voor waardige medegenoten van de tafel van Zijn Zoon Jezus Christus houden.” Maar ook blijft staan: “Daarentegen die dit getuigenis in hun harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelf een oordeel.”
In die spanning staat de zelfbeproeving en dat moet zo blijven.
Ds. C. Harinck
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Harinck
- Geboortedatum:09-04-1933
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief

Bijzonderheden:
Emeritus
Bekijk ook: