Uitleggen van Bijbelteksten

prof. dr. M.J. Paul / Geen reacties

15-01-2013, 12:17

Vraag

Aan prof. dr. M. J. Paul. Allereerst wil ik u bedanken voor uw uitvoerige antwoord op 6 december j.l. Ik heb wat nieuwe vragen na het lezen van uw antwoord. Mijn vragen gingen eerst over Genesis 1-3 in de Latijnse (romaans-christelijke) vertaling. Mijn vraag over het meervoud van het woord tenebrae legt u uit met de verklaring dat de vertaling naar het Nederlands in het enkelvoud geschiedt; daarnaast dat de Hebreeuwse tekst (met het woord chosjek) en Griekse vertaling (in de pentateuch: skotos) beiden in het enkelvoud zijn. Ik kan het met u eens zijn dat deze eerdere vertalingen als 'beter' moeten worden beschouwd dan de Latijnse vertaling. Echter, de vertaling vanuit het Hebreeuws en het Grieks kunnen in beide gevallen, zoals met het Latijn, op twee manieren worden overgeleverd, namelijk op de letterlijke (fysieke) manier en de morele (metafysieke) manier. U zegt vervolgens dat de metafysieke overlevering niet past in Genesis 1. Dat begrijp ik niet. Waarom denkt u dat enkel een letterlijke vertaling de juiste vertaling is? Is het niet juist zo dat men bijbelse teksten figuurlijk moet opvatten? In mijn mening is dit litteralisme al voldoende bekritiseerd de afgelopen eeuwen. Ging deze eerste duisternis niet juist gepaard met onwetendheid en verborgenheid (niet de letterlijke, hetgeen overigens wel logisch zou zijn)? Vooral omdat God even later pas het licht creëerde en toen pas zei (Genesis 1:4) dat het goed was. Was die eerste duisternis niet juist datgene wat verborgenheid en onwetendheid in zich droeg. Even tussendoor: in de volgende alinea van uw antwoord gaf u aan dat in Genesis 1 alles "goed" is. Maar begrijp ik dan dat u bedoelt dat het zijn van de duisternis "goed" was? Of bent u het met mij eens dat het in het begin nog niet "goed" was en dat God eerst licht moest creëren eer Hij zag dat het "goed" was? Sterker nog, in iedere Bijbeltekst komt God pas met het woord "goed" in Genesis 1:4. Niet daarvoor. Vervolgens mijn vraag over het feit dat de duisternis een standaard eigenschap van de aarde is. Daarop geeft u als antwoord dat er een verschil is in de vorming van iets en bepaalde eigenschappen van iets. U komt met het voorbeeld van de schilder die eerst een zwarte akker schildert en daarna pas lichte tinten aanbrengt... Nu, wanneer een schilder een schilderij maakt met een zwarte akker, dan moet er toch sprake zijn van tenminste één eigenschap: zwart. Het feit dat er zwart was betekent toch dat er 'iets' was dat de eigenschap zwart had? De vorming van iets gaat toch gepaard met een vorm? Het creëren van een aarde waar het duister was (zwart was) brengt toch met zich mee dat deze aarde de eigenschap zwart had? Of gelooft u dat zwart vormloos is? U zegt trouwens dat wanneer er geen zon en sterren zouden zijn, dat er dan duisternis zou heersen. Maar dan zegt u toch ook dat duisternis een vorm is, afgezien van het feit dat wanneer er geen zon en sterren zouden zijn, dat er dan überhaupt duisternis zou heersen. Wat u eigenlijk zegt, is dat duisternis onafhankelijk van het licht kan bestaan. Maar duisternis kan toch enkel ervaren worden met behulp van licht? En onwetendheid kan toch enkel gezien worden wanneer wij wetend zijn?


Antwoord

Beste vraagsteller,

Het valt niet mee om in kort bestek op deze ingewikkelde vragen te antwoorden, maar ik doe een poging.

De fundamentele kwestie is: hoe leggen wij Bijbelteksten uit? Gebeurt dat alleen letterlijk, of zijn ook andere mogelijkheden toegestaan of bedoeld? Het voert te ver om allegorie, typologie en morele zin uit te diepen.

Voor mij is het belangrijk het literaire genre van een tekst (en dus ook een Bijbeltekst) vast te stellen. Gezien de positie in het geheel van het boek Genesis en het voortschrijdende historische handelen ("van schepping tot het ontstaan van de twaalf stammen van Israël") vat ik Gen. 1 in de eerste plaats letterlijk en chronologisch op en gebruik daarbij woordenboek en grammatica. Voor gelijkenissen en voor poëzie gelden gedeeltelijk andere regels: daar kan "duisternis" gemakkelijker "geestelijke duisternis" of "onwetendheid" betekenen.

Het is voor ons niet te achterhalen of de vertaler in het Latijn andere (metafysische?) bedoelingen had met zijn woordkeus voor het meervoud "tenebrae." Is nu met de letterlijke interpretatie alles gezegd? De Bijbel brengt in een latere fase van de heilsgeschiedenis meermalen diepere lagen van een vroegere tekst naar voren. Naar mijn overtuiging gebeurt dat echter nooit in tegenspraak tot de eerste betekenis. Zo wordt de belofte in Gen. 3:14 pas later duidelijk, zonder dat wij hier de letterlijke verklaring los moeten laten. Mijn bezwaar tegen veel figuurlijke en allegorische uitleg is dat deze in tegenspraak komt met de eerste betekenis. Verdere uitleg en toepassing zijn mogelijk, maar eerder in de persoonlijke sfeer dan dat al die betekenissen in de eerste tekst al aanwezig zijn.

De duisternis in Gen. 1 is een eerste stadium van de schepping. Die duisternis krijgt niet de kwalificatie "goed." Dat gebeurt inderdaad pas bij de schepping van het licht.

De verdere vraag is nogal filosofisch en dat vergt een discussie over het woord "vorm". Is het echter zinvol om daarover de discussiëren? Als wij 's nachts omringd worden door duisternis, moet die duisternis dan een vorm hebben? Ik zie de noodzaak van deze omschrijving niet in.

Inderdaad zeg ik dat er in Gods historische volgorde van scheppen duisternis was voordat het licht geschapen werd. In onze ervaringswerkelijkheid kan dat niet. Dan is het zo dat duisternis enkel ervaren kan worden met behulp van licht, namelijk als afwezigheid van licht. Tevens is onwetendheid voor ons te bepalen vanuit het wetend zijn. Wij zijn echter zulke beperkte mensen dat ik onze ervaringen niet graag de norm maak voor de interpretatie van Gen. 1. Het "nog niet" aanwezig zijn van licht in de volgorde van scheppen lijkt mij voor de lezer duidelijk genoeg om het karakter van de duisternis enigszins te begrijpen.

Prof. dr. M. J. Paul

Dit artikel is beantwoord door

prof. dr. M.J. Paul

  • Geboortedatum:
    13-03-1955
  • Kerkelijke gezindte:
    PKN (Hervormd)
  • Woon/standplaats:
    Oegstgeest
  • Status:
    Actief
262 artikelen
prof. dr. M.J. Paul

Bijzonderheden:

-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB

Bekijk ook:


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Van mijn 14e tot mijn 18e heb ik een hardnekkige pornoverslaving gehad. Ik heb de meest uiteenlopende dingen bekeken en daar heb ik enorm veel spijt van. Ik ben nu 20 en totaal bevrijd. Ik heb mijn zo...
2 reacties
15-01-2014
Omdat zowel de CGK als de HHK de gereformeerde belijdenissen onderschrijven en geen verdere leeruitspraken hebben gedaan (voor zover ik weet), vraag ik mezelf af wat verdere samenwerking of werken ric...
6 reacties
15-01-2018
Geachte ds. Van Vreeswijk. Bijna twee jaar geleden heeft u mijn vraag beantwoord. Bedankt voor uw tips. U adviseerde mij om met een christelijk persoon die ik vertrouw te praten. Dat heb ik een period...
10 reacties
15-01-2011
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering