Omgaan met de ziekte aids

Ds. H. Veldhuizen / Geen reacties

13-05-2004, 00:00

Vraag

Kunt u mij vertellen hoe ik als christelijke verzorgende om moet gaan met de ziekte aids, bij homoseksuelen of als die is verworven door willekeurige seksuele gemeenschap?


Antwoord

Beste vriend(in),

De vraag die je stelt is een vraag die in onze tijd steeds meer gesteld zal kunnen worden. En dan niet alleen als het gaat over homoseksueel samenleven, maar over veel meer dingen die van het Bijbels getuigenis afwijken. Ik hoef je niet te zeggen dat we steeds meer in een tijd leven waarin de Bijbelse normen en waarden voor velen weinig of geen rol spelen. En dat zal, als we de de ontwikkelingen zien en God geen keer geeft, toenemen ook. Ik kan ook zeggen: we leven in een tijd die steeds meer gaat lijken op de eerste christentijd. De eerste christenen leefden in een tijd waarin de afgoden werden gediend en die afgoden beheersten in veel opzichten het openbare leven. Denk maar aan wat Paulus allemaal ziet als hij in Athene is (Hand. 17:16 en 23). En denk aan wat hij schrijft over het al of niet eten van vlees dat aan de afgoden geofferd was. Met zulke dingen werden de eerste christenen bijna dagelijks geconfronteerd. Vandaar dat Johannes zijn brief besluit met: “Kinderkens, bewaart uzelf van de afgoden” (1 Joh.5:21). Dat hoefde hij natuurlijk niet te schrijven als ze niet met de afgoden geconfronteerd werden. Moet je eens denken aan een vrouw die heidense was maar tot bekering kwam, maar haar man bleef heiden. Dan bleven de huisgoden in de regel in huis staan, zeker als je denkt aan de man-vrouw verhouding in die tijd. Wat een spanningen kon dat geven! Lees bijvoorbeeld wat Petrus schrijft (1 Petrus 3:1-5) aan vrouwen die hun mannen niet konden overtuigen (soms nauwelijks benaderen) met het Woord: zij moesten proberen hun mannen te winnen door hun “wandel ônder Woord”, in Godsvreze (het woordje “vreze” in vers 2 betekent: vreze des Heeren).

Nu ben ik meteen bij wat ik jou als antwoord zou willen geven. De Bijbel geeft niet een direct antwoord op de vraag die je stelt. Maar je kunt je wel voorstellen hoe de eerste christenen vaak moesten leven: afgoden om zich heen, en dan toch christen zijn! Of: een man met meer vrouwen, omdat hij heiden was, of christen werd terwijl hij meer vrouwen had (die hij natuurlijk niet op één na kon wegsturen). Vandaar dat Paulus in 1 Tim.3:2 en 12 schrijft dat een opziener en een diaken maar één vrouw mag hebben. Zulke dingen komen op het zendingsveld (bijv. Afrika) nog voor. En wat zal er in West-Europa nog gebeuren? Zullen we straks ook de regel in de kerkorde moeten opnemen dat ouderlingen en diakenen en dominees maar één vrouw mogen hebben? Het zijn maar voorbeelden, maar om een indruk te geven hoe het was in de eerste christentijd.

Nu je vraag: Jouw taak als zieken-verzorgende is het verzorgen van zieken, of ze nu door een zondige levenswandel aids hebben of door bijv. dronkenschap een ernstig ongeluk veroorzaakten en in het ziekenhuis terecht kwamen, of grote tatoeages op hun lichaam hebben die je tegenstaan, terwijl je hen (ook nog in liefde) moet wassen, of een geslachtsziekte hebben opgelopen (prostituees). Zoals het de taak is van een gevangenbewaarder aan de grootste boeven eten te brengen en als het nodig is hen te helpen. Ik zou daar ook geen moeite mee hebben. Begrijp me goed: niet dat een dergelijk levenswandel mij niet zou tegenstaan. Maar het is op dat moment mijn taak. Ik doe nog een stap verder: ik kan juist proberen mijn werk in liefde, liefdevol, te doen, en dat proberen te doen in de Naam van de Heere Jezus. Misschien zal een ander door mijn houding over zijn leven gaan nadenken, zéker als hij aids heeft en eventueel de dood onder ogen moet zien. En daarbij leer ik steeds bedenken de zonde te haten, maar de zondaar liefde te hebben. Onze natuur is precies andersom. Maar de genade wil ons, ook als het over deze dingen gaat, honderd procent omzetten.

Om het samen te vatten: Probeer te doen wat je moet doen en probeer dat met liefde te doen: wonden verzorgen, zieken helpen, wassen, enz. Misschien gaan mensen je vragen stellen of zeggen ze dat ze het fijn vinden dat je hen zo met liefde helpt en verzorgt. Misschien zeggen ze: “Zuster/broeder, je bent zo goed voor me”. Misschien vragen ze je waarom je dat vak hebt gekozen. En dan heb je een invalshoek. Je kunt zeggen: “Ik houd van mensen, en ik ben christen, ik probeer het met liefde te doen, zo zou Jezus het ook doen”, of iets dergelijks. Je mag als zieken-verzorgende niet evangeliseren. Dat is ook je taak niet. Maar je mag wel antwoord geven op vragen die men stelt. En als iemand verder vraagt, mag je weer antwoord geven; dat kan niemand verhinderen. Waarbij je moet oppassen, dat zeg ik er ook bij, veroordelende woorden te spreken. Die werken in de regel averechts. Heb je het gezegde wel eens gehoord: “Niet een bijl doet het ijs smelten (een bijl maakt brokken), maar de zon doet het ijs smelten.” De liefde is als de zon. Dat is ook in de lijn van Jezus, Die binnenkwam bij tollenaren en zondaren en met hen at. En Die heeft gezegd: “Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen dat zij uw goede werken mogen zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken” (Matth. 5:16). Jij mag als zieken-verzorgdende ‘goede werken’ doen. Zonder ook maar één ogenblik je geloof te verloochenen. Als je iemand niet met het Woord kunt benaderen (1 Petrus 3), mag je het door je wandel doen. En als er vragen komen of het tot een gesprek komt, kun je bijvoorbeeld zeggen (ik noem maar wat): “Ik kijk tegen heel veel dingen anders aan dan u/jij; daar ben ik christen voor; ik ben niet beter dan u/jou, maar ik probeer zo te leven als de Heere Jezus vraagt”. Komt het tot verder gesprek dan kun je er (voorzichtig! En toch krachtig!) op wijzen dat je gelooft dat we allemaal een keer rekenschap moeten geven van ons leven. Probeer daarbij werkelijk te beleven dat ook jij een zondaar bent. Je bent niet beter dan een ander. Je bent wel anders, maar dat ben je niet van nature, maar omdat de Heere je vasthield en vasthoudt.

Ik geef nog één voorbeeld uit de Bijbel: Naäman, 2 Koningen 5. Hij is genezen en hij belijdt de Heere (vers 15). Maar hij moet terug naar zijn land en zijn heidense koning dienen. Als hij met de koning in de tempel van de afgod Rimmon komt, moet hij met de koning mee buigen (misschien is de koning oud en moet hij bij het buigen geholpen worden, dan is Naäman dus een soort zieken-verzorgende; of het is gewoon een van Naämans taken). Let op 2 dingen Vers 18-19.

1). Naäman buigt niet in de tempel met zijn koning mee omdat hij in de afgod Rimmon gelooft. Maar omdat het zijn taak als dienaar van de koning is. Al gaat het tegen zijn geloof in de God van Israël in. Daarom spreekt hij ook twee keer van “vergeven”. (Misschien heeft hij tegen de koning gezegd dat hij nu in de God van Israël gelooft en niet in Rimmon; want de koning zal hem wel gevraagd hebben hoe hij genezen is. - Ik fantaseer nu voor mezelf een beetje over de geschiedenis door -)

2). Elisa zegt tot hem: “Ga in vrede”. Elisa weet: Naäman moet met zijn koning in de tempel van Rimmon meebuigen,  maar hij doet dat niet omdat hij in Rimmon gelooft, zijn hart ligt bij de Heere, maar het is op dat moment zijn taak. Het is als het ware de ‘christelijke vrijheid’ voor Naäman, waar Paulus o.a. in de Galatenbrief over schrijft.

Ik hoop dat ik je met mijn antwoord geholpen heb. Ik zeg het tegen jou ook: Laat je hart bij de Heere liggen. En doe in vrede je werk. Als een lichtend licht en een leesbare brief van de Heere Jezus. Gods zegen daarbij.

Ds. H. Veldhuizen

Dit artikel is beantwoord door

Ds. H. Veldhuizen

  • Geboortedatum:
    02-01-1938
  • Kerkelijke gezindte:
    PKN (Hervormd)
  • Woon/standplaats:
    Wapenveld
  • Status:
    Inactief
244 artikelen
Ds. H. Veldhuizen

Bijzonderheden:
Emeritus

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

De laatste tijd ben ik zo uitgeput, dat ik niet meer weet hoe ik verder moet. Regelmatig als ik in de auto zit komt de gedachte in mij op om ergens tegenaan te rijden. Ik kan niet meer verder, het lev...
7 reacties
13-05-2014
Ik ben een meisje van 16 jaar. Ik ben eigenlijk altijd bezig met het geloof en ik wil graag een kind van God zijn. Je hoort heel vaak dat je de dag van je bekering weet, maar die dag weet ik niet en d...
Geen reacties
13-05-2006
"Veel wederwaardigheen, veel rampen zijn des vromen lot. Maar uit die allen redt hun God, Hij is hun heil alleen." Als je dit zingt of leest, lijkt het net of God je altijd redt. Waar ik tegen aan loo...
1 reactie
13-05-2013
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering