Opstanding van het vlees

dr. G. W. Marchal / 1 reactie

01-07-2011, 15:46

Vraag

Ik heb de volgende vraag: Hoe zit het in de belijdenis in de apostolische geloofsbelijdenis m.b.t. de "opstanding van het vlees"? Ik lees bijvoorbeeld in de brief aan de Korinthiërs 15:35-49 over opstanding van een geestelijk lichaam. En elders lees ik: Vlees en bloed kunnen het Koninkrijk niet beërven. En als ik de apostolische belijdenis zoals gebruikt in de katholieke kerk lees, staat daar: Ik geloof in de opstanding van "het lichaam". Ben ik, zoals menigeen mij zegt, te diep aan het graven en is dit niet zo belangrijk hoe je 't zegt? Of moet ik opstanding van het "vlees" in de belijdenis niet zo letterlijk nemen? Ik vind het nogal ingewikkeld en denk ook dat ik mij nogal gauw laat beinvloeden door meningen van andere mensen. Maak ik het mijzelf te moeilijk misschien?


Antwoord

De vraag raakt het hart van het christelijk geloof. Ik probeer een antwoord te geven aan de hand van de Heidelbergse Catechismus, Zondag 21, vraag en antwoord 57.

Voor de goede orde schrijf ik de tekst hier nog eens uit. Ten antwoord op de vraag: "Welke troost schenkt u de wederopstanding des vleses?",  wordt gezegd: "Dat niet alleen mijn ziel na dit leven terstond tot Christus, haar Hoofd, opgenomen zal worden, maar dat ook mijn lichaam, door de kracht van Christus opgewekt, weder met mijn ziel verenigd en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijk gemaakt zal worden."

Opvallende vraag: "welke troost schenkt u…"? Er wordt niet gevraagd: wat verstaat u onder...? of: wat gelooft u ten aanzien van…? De Heidelbergse Catechismus (HC) is vòòr alles een troostboek. Mensen waren toentertijd –het geschrift verscheen in druk in 1563– hun leven, ook hun geloofsleven niet zeker. De kerk en de staat, stevig met elkaar verbonden, regeerden alles, van de wieg tot het graf, zelfs nog daar overheen. Aanhangers van de Reformatie, maar ook miljoenen anderen, waren asielzoekers. De gangbare kerk had macht en streefde naar nog meer macht. Macht maakt mensen, vroeg of laat, stuk, zowel de slachtoffers als de daders.

Troost is ten diepste verweven met de Trooster, de Heilige Geest. Alles wat we mogen en kunnen weten over kerk, gemeenschap der heiligen, vergeving der zonden, zo ook: wederopstanding van het vlees, danken we aan het herscheppende werk van de Heilige Geest, die het geheim van Jezus de Christus, Zijn Woord, Zijn werk, toepast in ons leven, tot een levende werkelijkheid maakt. Nog een kanttekening, die de moeite van het overwegen waard is. Er staat: wederopstanding van het vlees, in plaats van: van het lichaam. Bij lichaam kun je nog aan iets gaafs, iets moois denken, een mens in gala zogezegd. Het woordje "vlees" duidt in de Bijbel aan wie, wat we werkelijk zijn in het licht van God: zwak, ziek, zondig, een mens in lompen gehuld. Luther (1483-1546) heeft ooit gezegd -en een volgeling als H. F. Kohlbrugge (1803-1875) heeft dat levenslang benadrukt- "je kunt Christus niet diep genoeg in het vlees trekken." Hij is gekomen omat wij, mensen, vlees zijn, afgewend van God, toegewend naar onze eigen belangen. Deze ratjetoe van ons bestaan, met alles wat d’r op, d’r aan en d’r in is, wordt door het offer van Christus gedragen, verzoend geheiligd. Inderdaad: "vlees en bloed" –als wij naar onszelf zien, als alles van ons zou afhangen– kunnen het Koninkrijk van God niet binnengaan. Het is alleen genade dat ons krakkemikkige bestaan behouden wordt, om Christus’ wil. Daarom is die uitdrukking "wederopstanding van het vlees" mij dierbaar, omdat je daardoor zo dicht bij jezelf blijft en zo dicht bij het hart van het Evangelie. Je krijgt de kans niet om weg te dromen naar hogere sferen. Het bootje van je leven komt niet in idealistisch vaarwater.

De Catechismus noemt als troost twee elementen, die ten nauwste met elkaar verweven zijn, ingeleid door: niet alleen…, maar ook….

Eerst dus: dat niet alleen mijn ziel na dit leven terstond tot Christus, haar Hoofd, opgenomen zal worden… Je ziel, wat is dat eigenlijk? Als je op die vraag een helder, kort antwoord kon geven, viel je direct in de termen voor een Nobelprijs. Miljoenen mensen dachten en denken dat de ziel een goddelijke vonk is, een onsterfelijk stukje uit de hemel dat in het lichaam verdwaald is of daar gevangen wordt gehouden. Over die onsterfelijke ziel en die tijdelijke behuizing van het lichaam zijn geleerde verhandelingen en eenvoudige, ontroerende verhalen geschreven. Grootmeester op dit terrein is de Griekse denken Plato, ongeveer 400 jaar vòòr Christus.

De Catechismus vraagt in het spoor van de Bijbel niet naar de onsterfelijkheid van de ziel, maar naar de opstanding van het vlees/het lichaam. Nog eens die vraag: je ziel, wat is dat eigenlijk? Het is geen goddelijke vonk, niet een onsterfelijk stukje uit de hemel, in het lichaam verdwaald. Je ziel, dat ben je zèlf, dat ben jij, als uniek wezen, een onvervangbaar geheim. Schepping van God en daarom niet goddelijk. Werk van Zijn handen, waarin Hij Zijn levensadem heeft geblazen. Met de woorden van het scheppingsverhaal: "Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens een levende ziel" (Gen. 2:7).

Als je sterft, kom je niet in niemandsland of nergenshuizen terecht. Je bent in leven en in sterven het eigendom van Christus. De Catechismus gebruikt met opzet het woordje "terstond". Daar zit een verhaal achter, een verzet tegen andere voorstellingen. De gedachte van het vagevuur bijvoorbeeld, als zou je eerst een proces van zuivering moeten doormaken, voordat je terecht, thuis komt bij God. De kerk heeft er handel mee gedreven en de genade van Christus tot koopwaar gemaakt. Mensen betaalden voor het heil van hun beminden (bijv. missen voor gestorvenen) en het kerkelijk bedrijf groeide en bloeide. De Catechismus verzet zich daartegen. Genade is gratis, om niet. Het is alles of niets. Geen schijven, geen stations daar tussen. Vandaar het woordje "terstond".
 
Ik denk dat er ook verzet in doorklinkt tegen de voorstelling van –zoals dat toen heette– de zieleslaap. Een wonderlijke term, maar de gedachte die erin schuilt, is duidelijk. Als je gestorven bent, waar ben je dan? Ben je ooit los van Christus, de Heiland, de Heere. Ook dan ben je, om zo te zeggen, niet los verkrijgbaar. De Catechismus denkt aan bepaalde woorden van de Schrift. Het kruiswoord, gesproken tot een van de misdadigers: "Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met mij in het paradijs zijn" (Luc. 23:43). Of die regen uit de brief van Paulus aan de Filippenzen: "Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn" (1:23). Overigens is het Nieuwe Testament heel sober over die ‘tussentijd’, tussen sterven en opstanding. Die soberheid valt des te meer op omdat men in de wereld, waarin het Nieuwe Testament voor het eerst klonk, heel veel over die periode na het sterven wist of meende te kunnen weten. De gegevens uit het Nieuwe Testament zelf vertonen onderling nogal wat verschillen. Hoe zou het anders, want ook deze dingen gaan het besef en begrip van mensen verre te boven. Je komt niet verder dan cirkelen om een geheim, dat jij niet bevat, maar dat jou genadig omvat. Dat geheim is Jezus de Christus, die je draagt, vasthoudt, zelfs als je gestorven bent.

Het gaat niet alleen over de ziel, maar ook over het lichaam. Je hebt niet alleen, maar je bent ook een lichaam. Dat lichaam hoort bij jouw geheim. Het christelijk geloof krijgt nogal eens het verwijt te horen dat het wereldvreemd zou zijn. In het spoor van Israël weten we dat het lichaam, niet minder dan de ziel, werk van God is. Dat lichaam is weliswaar ontluisterd, verfomfaaid tot "vlees", maar ook dan is het niet afgeschreven. Het wordt nooit tot een "stoffelijk overschot", want ook de stof is heilig, schepping van God, die het werk van Zijn handen niet loslaat. De troost van de wederopstanding van het vlees is, dat niet alleen mijn ziel…, maar dat ook mij lichaam door de kracht van Christus opgewekt, weer met mijn ziel verenigd en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijk gemaakt zal worden. Ook deze woorden zijn zomaar uit de Schrift weggelopen. Denk bijvoorbeeld aan Filippenzen 3: 20-21 en aan 1 Johannes 3:2; ook en vooral aan het hooglied van de opstanding: 1 Corintiërs 15.

Het is duidelijk: ook dit gaat ons denk– en voorstellingsvermogen te boven. Daarom is het nog geen onzin. Een kiezelsteentje bergt een wereld van geheimen in zich, laat staan deze heilsfeiten van God. Ik vind het dan ook een beetje kinderachtig om ineens bij het geloof in de opstanding quasi-moeilijk te doen. Om misverstand te voorkomen: daarmee bedoel ik de vraagsteller allerminst. Wel de velen die blijkbaar zoveel andere elementen uit de Bijbel, de kerk, het geloof min of meer vanzelfsprekend vinden, maar struikelen over de opstanding. Als het waar is dat deze drie-enige God de Schepper, de Verlosser, de Voleinder is, als het waar is dat Jezus Christus het Lam van God is dat de zonde der wereld draagt, als het waar is dat wij naar Gods beloften een nieuwe hemel en een nieuwe aarde mogen verwachten, dan klopt hier het hart van het christelijk geloof. Het geloof in de opstanding is een eindeloze troost voor allen die in de wisselvalligheden van het leven hun bedreigde, gedeukte bestaan geborgen weten in Jezus Christus. Als dit perspectief weg valt, is het leven volstrekt zinloos en de dood alleen maar een zwart gat.

Ds. G. W. Marchal, Apeldoorn

Dit artikel is beantwoord door

dr. G. W. Marchal

  • Geboortedatum:
    13-09-1943
  • Kerkelijke gezindte:
    PKN (Hervormd)
  • Woon/standplaats:
    Welsum (33%)
  • Status:
    Inactief
34 artikelen
dr. G. W. Marchal

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
1 reactie
plderoos
01-07-2011 / 21:15
Volgens mij is 1 Corintiërs 15 daar vrij duidelijk over. Ons vlees en bloed kan de hemel inderdaad niet beërven. Maar dat gebeurd dan ook niet.

Ons vlees wordt, zoals Paulus dat noemt, "gezaaid". Net als koren. En als de graankorrel sterft komt er iets nieuws dat wel op de originele korrel lijkt, er ook uit voortgekomen is, maar het niet zelve is. Het wordt gezaaid in vergankelijkheid en opgewekt in onvergankelijkheid.

En wat dat is zie je, misschien wel een beetje beperkt, aan het opstandingslichaam van Jezus. Zijn vlees was ook gestorven en is weer opgewekt, en dat in onvergankelijkheid. Hij was wel herkenbaar, had de tekens in zijn zij en handen en voeten, maar het was wel een lichaam dat zich niet door gesloten deuren of door grote afstanden liet tegenhouden. Het vleselijke lichaam is veranderd in een hemels lichaam. Paulus schrijft aan zowel de romeinen als de filipenzen dat wij aan dat lichaam gelijkvormig zullen worden.

Paulus zegt ook dat wie bij de wederkomst nog in leven zijn, ook veranderd zullen worden, die mensen krijgen dus zo'n lichaam zonder te sterven. Mij lijkt dat wel wat!

Terug in de tijd

Onze kinderen zijn niet ingeënt. We zijn er van overtuigd dat ziekte en gezondheid, voor en tegenspoed uit de hand van God komt. Wij hebben deze 'menselijke voorzorg' (inenten) dus niet gebruikt. Nu e...
Geen reacties
01-07-2013
Al jaren ben ik schildklierpatient door de ziekte van Graves. Na jaren Strumazol heb ik een radioactieve slok gehad. Daardoor is de schildklier nu te langzaam. Maar door levothyroxinenatrium is hij we...
1 reactie
01-07-2015
Ik kom uit een gezin van drie kinderen, ik ben de middelste. Ik ben autistisch, in een wat lichtere vorm. Ik ben christelijk opgevoed en ben sinds een paar maanden veel over het geloof aan het nadenke...
Geen reacties
01-07-2008
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering