Mijn vader is alcoholist

Ds. W. Pieters / Geen reacties

29-12-2003, 00:00

Vraag

Er wordt wel eens gezegd: je mag niemand de dood gunnen. Normaal gesproken doe ik dat ook niet, maar nu komt het: Mijn vader is alcoholist en bederft en vernielt de hele thuissituatie met drinken, liegen en bedriegen, wat vaak op conflicten uitloopt. Nu heb ik in zo'n conflict in vreselijke woede tegen mijn vader gezegd dat hij beter dood kon zijn. En tot nu toe heb ik er nog geen spijt van. Is dit wel normaal?


Antwoord

Op advies van ds. W. Pieters publiceren we bij het antwoord op deze vraag het hoofdstuk "Eert uw vader en uw moeder", uit het boek "In Stilheid tot U", van dr. H. Florijn.

De vader van Keesje Bakker, was een verschrikkelijk mens en een die alles verkwistte en verbraste. Zijn moeder moest met haar gebrekkig lichaam werken om toch nog iets te verdienen. Kees vertelde me dat de ergste dagen in zijn jeugd de zondagen waren, want dan kwam zijn vader thuis. Vaak sloeg hij zijn vrouw en de kinderen. "Ik weet nog goed -zei hij- dat moeder een klap van hem tegen het hoofd kreeg dat het bloed tegen de zolder spatte. Het kleine kind haalde hij uit de wieg en gooide het weg in zijn dronkenschap. Het was een feestdag als hij weer wegging". Toen is hij in het buitenland gaan werken en bleef hij een jaar weg. Totdat hij op een gegeven moment niet meer terugkwam. Informaties hielpen niets, er was geen spoor van hem te vinden. Daarna is Keesje getrouwd en zo ook de andere broers en zusters. Hun vader beschouwden ze als dood.

Tot er op zekere dag bericht bij de familie kwam, waarin stond dat in het oudemannenhuis een zekere Bakker opgenomen was, leeftij ver in de zeventig, en dat onderzoek uitgewezen had dat hij nog vier kinderen had. Die waren verplicht mee te betalen aan het onderhoud van hun vader. De familie kwam daarop bijeen, verschrikt, verontwaardigd. De een zei: "Ik gooi mijn geld nog liever in de Merwede dan dat ik het ooit geef voor die vent". Daar was zijn vrouw het mee eens en ook de anderen stemden er mee in. Ze zeiden: "Dat doen we nooit!" Maar Keesje had tot dan toe niets gezegd en ze vroegen aan hem: "En jij, Kees, wat ben jij van plan te doen?" Hij zei: "Ik heb het er met Teuntje over gehad en we hebben afgesproken dat we zoveel mogelijk bezuinigen zullen om zoveel mogelijk te betalen, want dat is onze plicht voor God en de mensen". Ze zeiden: "Nu kun je toch wel goed zien dat Kees van zijn verstand beroofd is, dat de godsdienst hem naar het hoofd is gestegen". Er kwam een vloed van verwijten over zijn vader. Keesje liet ze uitrazen, maar toen vroeg er een: "Kees, hoe kom je nu hierop?" Hij antwoordde: "In mijn Bijbel staat de Wet der tien geboden en het vijfde gebod is: Eert uw vader en uw moeder..." "Dit was geen vader -schreeuwden ze allemaal- dit was een beest, geen vader. Zoals hij moeder behandeld heeft!" Keesje antwoordde: "Er staat niet bij: goede vader of een verkeerde vader, want het heeft God beliefd mij door hem te genereren en het leven te ontvangen, middellijk door hem. Hij is en blijft jullie en mijn vader, en er staat in de Wet: Eert uw vader en uw moeder. En daarin wens ik God te eerbiedigen. Als jullie dat verwerpen, dan moeten jullie dat maar weten, maar dan verwerp je de Wet Gods".

Toen zeiden ze weer: "Je kunt toch wel zien dat de godsdienst Kees in zijn hoofd gevaren is". Hij antwoordde: "Het is niet in mijn hoofd gevaren, maar toen ik het hoorde, dacht ik in het begin ook precies zoals jullie gezegd hebben, ja, nog erger. Maar de Heere bepaalde mij bij Zijn lieve Woord en daar heb ik te zien gekregen dat mijn zonden groter zijn dan mijn vaders zonden. Want ik weet meer en ik ben meer aan de weet gekomen, en daarom kan ik niet boven mijn vader staan. Hij staat boven mij en boven jullie ook. En denk erom, voor die God zul je voor het gericht komen en Die heeft tegen mij en tegen jullie ook gezegd: Eert uw vader en uw moeder. Ik hoop hem te gaan bezoeken en mijn plicht tegenover hem te doen, ook in het betalen van mijn onderhoud".  Ze zeiden: "Het is een hopeloos geval met Kees; dat hebben we altijd al gezegd". Hij antwoordde: "In dat opzicht wens ik een hopeloos geval te blijven, maar ik hoop de Wet Gods in mijn leven te laten regeren en daarnaar te vragen".

Hij ging geregeld naar Rotterdam en daar heeft hij zijn vader bezocht: een wrak van een mens, gesloopt door alcohol en andere nare ziekten die niet te noemen zijn. Verdoofd, verdwaasd, verzondigd. Dat wrak zei toen Keesje binnenkwam: "Dag mijnheer". Keesje zei: "Dag vader". Hij zei: "Ben jij mijn zoon? Hoeveel kinderen heb ik eigenlijk?" Keesje antwoordde: "Vier, ik ben er een van, uw zoon Kees". "O, bent u mijn zoon Kees, mijnheer?" Keesje zei: "Ik ben geen mijnheer; u bent mijn vader, ik ben uw zoon Kees". "O juist, mijnheer", zei dat wrak. Keesje zei: "Dit heb ik voor u meegenomen en ik wil u regelmatig bezoeken, maar bedenk wel dat uw leven naar de mens gesproken droevig en treurig is ". Toen weende die oude man en zei: "Mijnheer Kees -hij noemde hem altijd mijnheer Kees- mijn leven is vreselijk geweest en het is nog vreselijk". Keesje zei: "Vader, dan zullen we een gebed doen of de Heere  die vreselijk man, met dat vreselijke leven en met die vreselijke zoon Kees, nog wil bekeren tot de levende God". "Hoe moet je dat doen, mijnheer Kees?"vroeg die oude vader. Hij zei: "Ik zal het trachten te doen". Toen zei die doude man: "Ach dat ik toch zo'n zoon mijnheer Kees heb".

Keesje heeft een gebed gedaan, ernstig, ontroerend en vermanend, waar de dood en de eeuwigheid in doorklonken en het geweldig oordeel, dat de goddelozen te wachten staat als ze in hun zonden sterven. Maar dat de moordenaar nog op het laatst van zijn leven tot een waarachtige bekering kwam en dat hij dat toewenste aan zijn vader. Dat zijn vader de schuldbrief thuis mocht krijgen over al zijn zonden. Bovenal over de val in Adam, waaruit alles voortgevloeid is. Mitsgaders over alle zonden, en dat God Zich nog ontfermen mocht. En daarna zei hij: "amen". Die oude man zei: "Heb ik ooit geweten dat ik zo'n mijnheer Kees als zoon had?" Keesje zei: "Ik hoop u te vermanen wanneer ik bij u kom, hetzij tot uw bekering, hetzij tot een rechtvaardige verzwaring van het oordeel". Zo ging Keesje tot smaad en hoon van zijn familie, die het op een proces aan liet komen, naar zijn vader. Hij wenste te betalen tot op de begrafenis van zijn  vader toe, welke man niet bekeerd en niet veranderd is, maar die wel altijd betraande ogen kreeg en zei: "Dat ik toch zo'n Kees he, die zo'n belang heeft hij mijn arme ziel". Daar heeft die man ook gezegd in het verdoemelijke, in de verharding van de zonden :"Ach mijnheer Kees, dat is voor mij niet weggelegd, dat is voor mij te laat, te laat".

Zo is hij ook gestorven, waar Keesje zijn zoon bij was en hij stervend uitriep: ,, Te laat, te laat, voor eeuwig te laat!'' Dat was het einde van de vader van Keesje Bakker. Keesje zelf is jaren later gestorven in het ziekenhuis van Utrecht aan de kanker. Hij was wel  laat, maar niet te laat. Goddelozen worden om niet gerechtvaardigd in de tijd en als een vijand met God en Christus. Om verzoend te worden voor tijd en voor eeuwigheid. En als ooit de boeken opengaan, straks in die grote dag der dagen, dan zullen ook de boeken van deze eenvoudige arbeider uit Sliedrecht, Keesje Bakker, eenmaal ouderling van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Sliedrecht, geopend worden. Daar zal dan staan: Christus en Zijn bloedrechtigheid tot vergeving der zonden, ook voor deze grote zondaar. Mijn vrienden , als de boeken geopend worden, zullen we dan staan aan de rechter- of aan de linkerzijde? Als we zullen staan aan de linkerzijde, o, dan was het beter geweest dat we nooit geboren waren. En als we staan mogen aan de rechterkant, dan komt Hem alleen de eer, de glorie en de dankzegging in verwondering toe. Want dit is, dit is de Poort des Heeren- dat is Christus en Zijn gerechtigheid, Zijn volkomen gerechtigheid- daar zal t rechtvaardig volk door treen, om hunne God - Die Zichzelf weggeschonken heeft in Christus - ootmoedig t'eren, voor 't smaken Zijner zaligheen. Mitsgaders ook deze woorden:

Ontsluit, ontsluit voor mijne schreden,
De poorten der gerechtigheid;
Door deze zal ik binnen treden,
En loven 's Heeren Majesteit.

Lees meer artikelen over:

alcoholvader
Dit artikel is beantwoord door

Ds. W. Pieters

  • Geboortedatum:
    27-06-1957
  • Kerkelijke gezindte:
    Hersteld Hervormd
  • Woon/standplaats:
    Elspeet
  • Status:
    Actief
259 artikelen
Ds. W. Pieters

Bijzonderheden:

website: dspieters.refoweb.nl


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Waar ligt het verschil tussen een eigen kleur/mening/identiteit vormen (anders dan die van familie/vrienden/collega's/de buurt) en het aanstootgevend zijn omdat je niet doet wat anderen verwachten/wil...
Geen reacties
29-12-2006
Denkt u dat het mogelijk is om zes jaar verkering te hebben als je al op je 17e verkering hebt?
Geen reacties
29-12-2006
Aan ds. Van Campen. Ik heb met veel belangstelling uw preek over NGB p.15 gevolgd op 25-11-12. U vraagt zich af of de erfschuld wel bijbels is, tenminste, zo heb ik het gehoord. Nu heb ik n.a.v. eerde...
22 reacties
29-12-2012
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering