(...) "Wet en evangelie moet verkondigd worden." Maar dat mag toch eigenlijk hel...

drs. ing. P.L.D. Visser / Geen reacties

12-09-2006, 00:00

Vraag

Ik heb een vraag over de volgende uitspraak die wij vaak horen. "Wet en evangelie moet verkondigd worden." Maar dat mag toch eigenlijk helemaal niet, want de wet maakt niet levend en de wet is toch dood, enz. De wet kan niet nageleefd worden tot op de titel en jota.


Antwoord

Beste vragensteller/vragenstelster,

Vorig jaar (2005) heb ik in het kerkblad “De Wekker” geschreven over Wet en Evangelie. Een deel hiervan laat ik hierna volgen. Hopelijk is dat verhelderend.

Hartelijke groet en zegenwens,
Ds. P. L. D. Visser.

In de Bijbel gaat het wezenlijk om twee dingen: om de Wet van God en om het Evangelie van Christus. De Wet heeft onder andere een aanklagende en veroordelende functie - het Evangelie spreekt van verzoening, bevrijding en vrede. In de kerkgeschiedenis is veel nagedacht over de samenhang van Wet en Evangelie. Is het van belang om in de verkondiging een bepaalde volgorde te hanteren? En hoe ligt het in de persoonlijke beleving met de orde van Wet en Evangelie? In een reeks van drie artikelen wil ik enkele opmerkingen plaatsen over de samenhang van Wet en Evangelie, Evangelie en Wet.

De Wet uitgediend?

Niemand die zich Christen noemt zal twijfelen aan de noodzaak van de evangelieprediking. Duidelijk heeft de Heere Jezus de apostelen (en in hen ook hun opvolgers) de opdracht gegeven het Evangelie te verkondigen, en wel “aan alle creaturen” (Mk. 16:15). Maar -kun je je afvragen- betekent dat nu ook dat de Wet van God in het christenleven geen plaats meer heeft? Snoert het Evangelie de Wet als veroordelende en aanklagende instantie niet voorgoed de mond? Is de Wet in de christelijke gemeente niet een gepasseerd station? Of -kunnen we ons afvragen- heeft de Wet niet slechts in het “stuk” van de dankbaarheid nog een functie? In dat geval zouden de Tien Geboden dus slechts nog dienen als richtlijn voor het leven van de heiliging, tot Gods eer.

De Heidelbergse Catechismus laat er geen onduidelijkheid over bestaan. Om werkelijk getroost te kunnen leven en sterven is het van belang dat ik niet alleen weet heb van verlossing door Christus en dankbaarheid jegens God, maar ook hoe groot mijn zonde en ellende is. Deze ellendekennis komt voort uit het luisteren naar Gods Wet. Zo klinkt het in dat bekende vraag-en-antwoord-paar uit Zondag 2: “Waaruit kent gij uw ellende? Uit de wet Gods.” Duidelijk klinkt in dit antwoord Romeinen 3:20 door. De apostel Paulus is in dat bewuste hoofdstuk bezig om duidelijk te maken dat zowel Joden als Grieken “onder de zonde zijn” (v.9). Dat “niemand rechtvaardig” is (v.10) en dat de Wet zodanig spreekt dat “alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij” (v.19). De conclusie waarop dit alles uitloopt is: “door de wet is de kennis der zonde”.

Het kost weinig moeite om deze conclusie ook te vinden op andere plaatsen. Zo schrijft Paulus in 2 Korinthe 3: 6 dat de letter doodt (bedoeld is het geheel van Oud-Testamentische wetgeving, dat de noodzaak van verzoening aantoonde), maar dat de Geest levend maakt. En de brief aan de Galaten spreekt over Christus die ons verlost heeft van de vloek der wet (3:13). Verder heeft Christus ons niet alleen leren bidden om dagelijks brood, maar ook om vergeving voor onze schulden - hetgeen wij niet minder dagelijks nodig hebben.

De Wet onmisbaar

Als uitdrukking van Gods wil heeft de Wet dus nadrukkelijk een plaats in de apostolische verkondiging. De Wet klaagt ieder mens aan -verdoemt hem zelfs- en maakt duidelijk dat uit de werken der wet bij God geen rechtvaardiging te verkrijgen is. Echter, juist als dit in alle aangrijpende helderheid gesteld wordt, komt er ruimte voor de prediking van het Evangelie. Op het moment dat er geen ontsnappen meer aan is, verkondigt Paulus de “rechtvaardigheid door het geloof aan Jezus Christus”. Het is de rechtvaardiging “om niet”, verzoening uit genade, die Christus verwierf door Zijn overgave aan kruis, dood en graf.

De Wet is daarmee onmisbaar in het verstaan van het Evangelie. Zij wijst naar de mens als geadresseerde van de Evangelieboodschap. Zonder geadresseerde komt een boodschap nooit aan. Zonder de aanklacht van de Wet zal het Evangelie ook niet als blijde boodschap aan het licht komen. De Wet preken is dus geen onevangelische bezigheid. In een Bijbelse verkondiging zal blijken dat hoe meer de Wet vertolkt wordt, hoe krachtiger het Evangelie aan het licht komt. Hoe donkerder het fluweel is waarop de parel van het Evangelie getoond wordt, hoe schitterender zij zal oplichten.

Cultuur

Intussen leeft de christelijke gemeente van vandaag in een samenleving waar deze klanken vreemd zijn geworden. Alleen al het begrip “wet” leidt bij de anti-autoritaire Nederlander tot irritatie. Wetten, of die nu uit Den Haag of uit Brussel komen, worden denigrerend aangeduid als “regeltjes”. Een Nederlander is een mens die gesteld is op zijn of haar vrijheid. Je moet die vooral niet proberen in te perken met wetten of regels. Zo is ook te verklaren dat begrippen als schuld of zonde moeilijk zijn komen te liggen in politiek en samenleving. Die begrippen veronderstellen immers een hogere autoriteit (God?) waarbij een mens in het krijt staat. Liever spreekt men daarom van “fouten”. Enkele jaren geleden werd er in de pers gesproken van de “sorry-cultuur” van onze politici. Dit hield in dat na misstappen van ministers, verkeerde voorlichting aan de Kamer en dergelijke, er geen politieke consequenties getrokken werden. Naar aanleiding van dit maatschappelijke klimaat is er toen in onze kring een boek verschenen met de veelzeggende titel “De zonde uit beeld, Bijbels schuldbesef en modern levensgevoel” (red. J. W. Maris, F. van der Pol, Barneveld, 1994).

Het is van belang te beseffen dat de christelijke gemeente in een cultuur leeft die vervreemd is geraakt van Bijbelse kernwoorden als Wet, schuld en zonde. Juist in zo’n klimaat zal de verkondiging van de Wet niet verwaarloosd mogen worden. Daarmee is niet bedoeld een vorm van moralisme uit te dragen, alsof braafheid remedie tegen de zonde kan zijn. Eerder gaat het erom de Wet zo fijnzinnig en diepzinnig te verkondigen, dat de zonde ontmaskert wordt als opstand tegen Gods goedheid, als eerroof van God, als een “afscheiden van God, die [ons] ware leven was” (art. 14, Nederlandse Geloofsbelijdenis). Juist zo zal het Evangelie van vrije genade aan het licht komen. Waar de Wet niet functioneert, kan het Evangelie niet zuiver meer klinken en niet werkelijk verstaan worden. Wellicht zal er een boodschap klinken die gaat over wat relevant is voor een modern mens -geënt op behoeftenbevrediging van psychologische of materiële aard- maar de bevrijdende kracht van het Evangelie van Christus, van verzoening van schuld, van vrede met God, zal niet meer klinken.

Kortom: ook in de christelijke gemeente van vandaag is de Wet niet uitgediend, maar heeft hij zijn plaats en functie in het aan het licht brengen van het Evangelie.

Ds. P. L. D. Visser

Dit artikel is beantwoord door

drs. ing. P.L.D. Visser

  • Geboortedatum:
    29-07-1969
  • Kerkelijke gezindte:
    Christelijk Gereformeerd
  • Woon/standplaats:
    Ouderkerk a/d Amstel
  • Status:
    Inactief
28 artikelen
drs. ing. P.L.D. Visser

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Als ik lid word van een vereniging of van een kerkgenootschap, ben ik dan ook gebonden aan de grondslag daarvan?
Geen reacties
12-09-2008
Ik maak mij zorgen over mijn opa. Hij is pas geopereerd aan blaaskanker en hij voelt zich als man onteerd. Hij zegt dat hij zijn belofte aan God en oma verbroken heeft, omdat zoveel mensen zijn geslac...
2 reacties
12-09-2011
Voordat ik mijn huidige man leerde kennen is hij bij een hoer geweest. Hij heeft dit eerlijk opgebiecht en ik dacht dat ik het hem had vergeven, maar ik denk er steeds nog aan en vind het zo vies. Ook...
Geen reacties
12-09-2018
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering