Ambten van herder en leraar, ouderling, diaken
A. J. C van Gent | Geen reacties | 01-12-2025| 09:57
Vraag
Over de toelating tot de ambten heb ik een vraag voor iemand van de Gereformeerde Gemeenten. Bij ons zijn de ambten van herder en leraar, ouderling en diaken gangbaar in de gemeente. Voor ouderling en diaken word je op tweetal gezet door de gemeente. Voor herder/leraar moet je dit zelf aangeven en daarna door een attest en gesprek met curatorium toegelaten worden tot een opleiding. Tussen de toelating van ouderling/diaken en herder en leraar vind ik best wel een flink verschil zitten. Als ik de beide bevestigingsformulieren lees kom ik dit verschil niet zo tegen. Daarin lees ik dat er in de taken van herder en leraar en ouderling zelfs een overlap zit, namelijk de regering der kerk en het weiden/toezicht hebben op de kudde. Het formulier baseert zich hierin op Titus, dat er twee soorten ouderlingen geweest zijn: één soort die meer arbeidt in woord en leer en de andere meer de regering, als ik het goed heb. Hoe zit dit precies? Waarom is er bij ons zo'n groot verschil in toelating, terwijl het dus eigenlijk elkaar overlapt? En is dit bijbels? Zo niet, hoe zou dit anders en bijbelser kunnen?
Soms weet ik ook niet goed of ik me bij bepaalde geestelijke vragen moet richten tot de wijkouderling of tot de dominee. Is een dominee eigenlijk niet plaatselijk? Zoals beschreven in Titus lijkt het van wel, dat Paulus beveelt van plaats tot plaats ouderlingen aan te stellen (wat was hun taak?).
Hoe zit dat met een evangelisatiepredikant? Is hij dan zowel gericht op de gemeente als daar buiten? Of moeten alle dominees evangelisatiepredikant zijn? Hoe is de taak van evangelist, Bijbels gezien? Die toelating lijkt ook wel plaatselijk te zijn.
Veel vragen maar ik hoop dat u me wat duidelijkheid kunt scheppen.
De actualiteit verandert. De Bron niet.
Zie je ook iedere dag een stroom aan nieuws voorbijkomen? Het RD zet je aan het denken en geeft inzicht met nieuws en achtergronden in Bijbels perspectief. We duiden de actualiteit vanuit een onveranderlijke Bron. Ontdek nu één week gratis...
Antwoord
Beste,
Je vragen raken aan een complete ambtstheologie, maar zo’n alomvattende uitwerking kan ik niet bieden via deze vragenrubriek. Als je daar wel op zoek naar bent, verwijs ik je naar de bronnen onder aan dit antwoord. Die zijn eenvoudig (tweedehands) aan te schaffen en anders kan je misschien wel iets lenen uit de boekenkast in de kerkenraadskamer van je gemeente. In dit antwoord wil ik mij vooral richten op enkele aspecten van je vragen.
In de Gereformeerde Gemeenten kennen we drie ambten: diaken, ouderling, predikant. De Bijbelse lijn is dat niemand zichzelf ambtsdrager maakt, maar dat mensen daartoe door God worden geroepen. Aan de roeping van Godswege verbindt Hij Zijn opdracht. Voor iedere ambtsdrager is het persoonlijk onmisbaar om te leven en arbeiden in afhankelijkheid van God en geleid en onderwezen te worden door Gods Woord en Heilige Geest. Voor de roeping van ambtsdragers gebruikt God mensen als middelen, denk bijvoorbeeld aan de gemeente en een kerkelijke vergadering. Voor ieder kerkelijk ambt is enige toetsing van leer, leven en bekwaamheid nodig. Voor predikanten is dit traject het meest uitvoerig. Hier raakt het aan een aspect van jouw vragen, waarbij ik instemmend professor Selderhuis citeer: “Dat dit voor het predikantschap nodig is, is evident. Maar dat er voor de andere ambten op dit gebied niets meer is dan het criterium dat de gemeente iemand geschikt acht, is gelet op het belang van deze ambten bevreemdend” (Selderhuis, 2019, pagina 223).
In de kerk van de Reformatie zijn drie onderscheiden ambten. Hoewel de ambten onderscheiden zijn is er sprake van principiële gelijkwaardigheid. In de praktijk kan de indruk van hiërarchie worden gewekt, maar in de kerk van de Reformatie past dit niet. De drie ambten zijn wel onderscheiden, ook die van predikant en ouderling. Ds. De Gier (1995) vat dit voor een predikant samen met: a) de dienst van het Woord, b) de dienst van de sacramenten en c) de regering van de kerk. Voor de ouderling schrijft De Gier over: a) de regering en tucht, b) het opzicht over mede-ambtsdragers en c) het huisbezoek. Dit vloeit direct en indirect voort uit diverse Schriftgegevens, waaronder de instructies uit Mattheüs 28, Handelingen 20, 1 Timotheüs 3, 2 Timotheüs 4, Titus 1, 1 Petrus 5, Jakobus 5, enzovoorts. Het is duidelijk dat de taken van een predikant en ouderling enerzijds overlappen en anderzijds onderscheiden zijn. Voor de kerkelijke regeertaak zijn beide ambten verantwoordelijk, waarbij 1 Korinthe 14:40 van belang is. Helder moet zijn dat alle ambtelijke arbeid dienend van aard is, want het is gericht op de bevordering van Christus’ Koningschap in Zijn kerk. Heerszucht en machtsdenken zijn uit den boze.
Wat betreft de weg naar het ambt maakt de gereformeerde traditie verschil tussen predikanten en ouderlingen. Bij een predikant is dit een langere route, terwijl dit voor een ouderling een kortere route is. Dit is onder andere gelegen in het gegeven dat een predikant gaat functioneren binnen een heel kerkverband, terwijl de ouderling specifiek aan één gemeente is verbonden. Vanwege deze onderscheiding is in de Gereformeerde Gemeenten geregeld dat de toelating tot het predikantsambt verloopt via kerkenraad, curatorium en classis, terwijl dit voor een ouderling verloopt via kerkenraad en gemeente. Maar er is meer. Het ambt van predikant vereist een grondige opleiding. Dr. P. de Vries heeft de afgelopen jaren meerdere keren gewezen op het grote belang dat predikanten de Bijbel in de brontalen moeten kunnen lezen (zie bijvoorbeeld zijn weblog 'Welke eisen mogen aan een theologische opleiding en de daaraan verbonden docenten worden gesteld?' op 12 november 2025). Ik val hem hierin van harte bij. Natuurlijk biedt de studie veel meer dan de grondtalen, maar als voorbeeld onderstreept het wel dat voor een predikant een andere, langere route nodig is.
En toch, waarom zou enige vorm van studie voor een ouderling niet nodig zijn? Ds. W. J. van Gent schrijft in “Handboek Gereformeerd Kerkrecht” dat deze vraag sinds de Reformatie al wordt gesteld. In de kerkgeschiedenis hebben stemmen geklonken die pleitten voor een ‘ouderlingenopleiding’. Het is in de kerken van de Reformatie nooit van de grond gekomen, omdat men in lijn van Calvijn “wilde waken voor een ouderlingenstand die zich boven de gemeente zou verheffen” (Selderhuis, 2019, pagina 251). Als je het mij persoonlijk vraagt, dan denk ik dat enige vorm van onderwijs en vorming wel van belang is voor het ambt van ouderling. Ik citeer met instemming mijn broer W. J. van Gent, als hij schrijft: “In de eenentwintigste eeuw is het echter zeer aanbevelenswaardig om een permanente toerusting en vorming voor ouderlingen op te zetten, die minder vrijblijvend is dan het bijwonen van ambtsdragersconferenties. Deze scholing dient zich te richten op de kennis van de Schrift, de gereformeerde belijdenisgeschriften en de kerkorde” (Selderhuis, 2019, pagina 251). Persoonlijk ben ik van mening dat iedere kerkenraad van de Gereformeerde Gemeenten er goed aan zou doen om het volgen van bijvoorbeeld de toerustingsleergangen voor ambtsdragers van het Centrum voor Godsdienstonderwijs (CGO) sterk aan te bevelen, zo niet te verplichten voor iedere ouderling.
Tussendoor stel je de vraag of een predikant, op basis van Titus, niet plaatselijk hoort te zijn. Bij deze vraag is van belang om Schriftgegevens in samenhang te lezen en dus ook het oor te luister te leggen bij de andere Bijbelgedeelten. Verder begrijp ik zeker je vraag, alleen schuilt achter deze vraag de complete kerkhistorische wording van kerkelijke structuren. Het gaat dan om de centrale vraag wie of wat de ouderling in het Nieuwe Testament is. In grote lijnen heeft het antwoord op die vraag geleid tot drie kerkelijke structuren, zij het met onderlinge variatie of soms met vermenging: a) het congregationalistische stelsel, b) het episcopale stelsel en c) het presbyteriaal-synodale stelsel. Ik laat de inhoudelijke uitwerking van deze drie kerkelijke structuren in dit antwoord achterwege en verwijs naar de bronnen onderaan. In de gereformeerde gezindte is sprake van het presbyteriaal-synodale stelsel. Wel is tussen de diverse kerkverbanden verschil in hoeverre de plaatselijke zelfstandigheid van de gemeente weegt (het presbyteriale) of dat meer nadruk ligt op het centrale gedeelte (het synodale). Het is van belang om enerzijds weg te blijven van hiërarchie met een dwingende top-down kerkregering en anderzijds niet door te schieten naar volledig autonome plaatselijke gemeenten waarbij het gemeente-overstijgende aspect is weggevallen. Ofwel, bewaar het goed gereformeerd evenwicht.
Aan de vraag uit de vorige alinea verbind je de persoonlijke kwestie dat je niet weet tot wie jij je moet richten bij bepaalde geestelijke vragen: de wijkouderling of de predikant. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat beide personen open staan voor jouw vragen. Zowel de predikant als de ouderling is geroepen de gemeente(leden) te dienen, weiden, leiden en onderwijzen. Ongetwijfeld is voor de werkbaarheid een bepaalde verdeling van taken of wijken gemaakt, maar bij beide ambten kan je terecht met geestelijke vragen. En in lijn van de reformatoren, denk aan Luther, Calvijn, Bucer en anderen, is gelukkig (!) afscheid genomen van een verschil tussen de zogenaamde geestelijkheid en leken. Je bent in je geweten niet gebonden om met bepaalde geestelijke vragen je te wenden tot specifieke personen of ambten. Ambtsdragers dienen de gemeente, werken onder Gods gezag en staan als het goed is open voor gesprek. Maar als jij je vragen wilt en kunt bespreken met andere Godvrezende, getrouwe en wijze mensen, dan ligt daar geen belemmering.
Tot slot stel je nog enkele vragen over de evangelisatiepredikant. Die is er nog niet in de Gereformeerde Gemeenten. Wel heeft de gemeente van Delft (GG) in april 2025 voor het eerst een beroep uitgebracht voor een evangelisatiepredikant. Ik ben niet bekend met de voorgestelde ‘taakinhoud’, maar uit de berichtgeving maak ik op dat het om een gemeentepredikant met een bijzondere opdracht voor de stadsomgeving zou gaan. Denk aan het werk onder studenten, het leiden van evangelisatieactiviteiten, werk in de (stads)wijk, enzovoorts. Kortom, een predikant die enerzijds op de gemeente gericht is, maar anderzijds missionair hart, oog en oor heeft voor mensen buiten de gemeente. En ja, die opdracht geldt voor elke ambtsdrager, maar is niet beperkt tot hen, want iedere gelovige heeft op zijn/haar eigen plaats de Bijbelse opdracht uit de gelijkenis: “Ga haastelijk uit in de straten en wijken der stad, en breng de armen, en verminkten, en kreupelen, en blinden hier in. En de dienstknecht zeide: Heere, het is geschied, gelijk gij bevolen hebt, en nog is er plaats. En de heer zeide tot den dienstknecht: Ga uit in de wegen en heggen; en dwing ze in te komen, opdat mijn huis vol worden” (Lukas 14: 21b-23).
Dit huis van de Vader heeft vele woningen, de plaatsen worden nu bereid en dit huis zal bewoond worden door allen die in Christus’ zijn geborgen. Nog is er plaats! Voor wie? Voor armen, verminkten, kreupelen, blinden… voor goddelozen. Langs welke weg? “Jezus zeide tot [Thomas]: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Johannes 14:6).
Met mooie groet,
A.J.C. van Gent
Geraadpleegde en / of aanbevolen bronnen:
- Silfhout, W. Gereformeerd kerkrecht in kort bestek. Toelichting op de Dordtse Kerkorde. Den Hertog.
- de Gier, K. (1995). De Dordtse Kerkorde. Een praktische verklaring. Den Hertog.
- Selderhuis, H. J. (red.). (2019). Handboek Gereformeerd Kerkrecht. Groen.
- Het boek over het vigerende kerkrecht van de Gereformeerde Gemeenten is als PDF-document te vinden op www.gergemkerkrecht.nl, zie: 'En met orde'.
Dit artikel is beantwoord door
A. J. C van Gent
- Geboortedatum:28-10-1990
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Heinenoord
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Docent economie en godsdienst | Ouderling
Bekijk ook:





