Oneens met gang van zaken in gemeente (2)

A. J. C van Gent / Geen reacties

17-11-2023, 17:24

Vraag

Ik ben de vraagsteller van de vraag 'Oneens met gang van zaken in gemeente'. Ik kan niet alles specifiek benoemen, maar de gemeente wordt volledig gezien als een gemeente van het verbond waarin je ook voor een bekeerde wordt gehouden tot het tegendeel is bewezen is. Belijdenis doen is alleen mogelijk als je ook belooft deel te nemen aan het Avondmaal. En als je daarin strijd en aanvechting hebt, mag je geen belijdenis doen.

Een aanzienlijk aantal vrouwen en meisjes zet nooit een hoed op tijdens de dienst en de kerkenraad doet daar niets aan. Ik kan volgens Matthéüs 18 wel elke vrouw in de gemeente gaan opbellen die dat niet doet, maar dat zijn er een heleboel. Verder wordt in het gebed bijna iedereen gezien als een kind van God en word je ook zo aangesproken in het verenigingsleven. Preken waarin wat meer de nadruk ligt op de noodzaak van wedergeboorte worden niet gewaardeerd en de middagdienst wordt heel erg slecht bezocht. Er komt een select groepje predikanten preken en de rest wordt nooit uitgenodigd, omdat die niet in de gemeente zouden passen. Heel veel predikanten uit de classis komen nooit, want dat wil de kerkenraad niet.

En zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik heb het er heel moeilijk mee. Kan dit allemaal zomaar?


Antwoord

Beste vriend of vriendin,

Na je eerder gestelde vragen ben je ingegaan op mijn uitnodiging tot het geven van een vervolgreactie. Ik beschouw de aspecten uit je tweede vraag als een specificering dan wel aanvulling op de eerder gestelde vragen. 

Graag wil ik beginnen met je laatste twee zinnen: “Ik heb het er heel moeilijk mee. Kan dit allemaal zomaar?” Zorgen in en over de gemeente kunnen een bezwaard hart geven. Je ziet dingen gebeuren waarbij je vraagtekens plaatst. Je hoort verwoordingen die je vreemd in de oren klinken. Misschien sluimert er in jezelf al langere tijd een gevoel van vervreemding. Je hebt geprobeerd soms zaken aan de orde te stellen, maar ervaart geen open hart en luisterend oor van de ander. Ondertussen blijf jij met vragen rondlopen en iedere week wordt jouw pakketje zwaarder als je weer met iets wordt geconfronteerd waarbij jij vragen hebt. Dat kan als een last op je drukken. En als je in de gemeente geen gehoor krijgt, dan kan mogelijk een uitspraak van de classis of synode je houvast bieden. Zit ik er ver naast met deze korte beschrijving? 

Mag ik een spade dieper bij je gaan? Waaruit komen je vragen en zorgen voort? Zijn het de door jou geconstateerde afwijkingen in leer en leven? Of zit er een kloppend hart achter, gedreven door de liefde van en voor de HEERE en Zijn Woord? Ik kan deze vraag niet antwoorden, jij als het goed is wel. Het lijkt mij wezenlijk om eerst dit zelfonderzoek te doen. Met gevouwen handen, bij een open Bijbel, coram Deo (voor Gods aangezicht). 

In het begin van Mattheüs 16 staat geschreven over wetsgeleerden die naar de Heere Jezus komen met een vraag of Hij wil bewijzen echt de Messias te zijn. De reactie en het antwoord van de Heere kan je zelf nalezen. Ná dit gedeelte beschrijft Mattheüs de belijdenis van Petrus. De Heere vraagt eerst aan Zijn discipelen wie de mensen zeggen dat Hij is. Daarna stelt Hij de vraag aan de discipelen. Een wezenlijke vraag. Deze kernvraag moeten jij en ik ook kunnen beantwoorden. “Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?” (Mattheüs 16:15) Wat zou jouw antwoord zijn? Simon Petrus zegt: “Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods” (Mattheüs 16:16b). Op grond van wat daarna volgt blijft het een belijdenis met mond én hart. Hoor maar wat klinkt uit de mond van de Heere Jezus: “Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona…” (Mattheüs 16:17m). In de benaming “Jona” verwijst de Hij terug naar het gevraagde teken uit vers 1-4. Voor de farizeeën en sadduceeën was dit teken onvoldoende, terwijl Petrus hier Zijn Heere en Christus mag belijden als de Zoon van de levende God. 

De reden dat ik het voorgaande schrijf heeft als doel persoonlijke overdenking. Zeker ook in relatie tot de vragen die je hebt gesteld. Deze vragen mag je stellen, zeker omdat je moeite zegt te ervaren. Maar recht op de man of vrouw af: Wie is de Heere? En voor jou persoonlijk? Dat hoef je via Refoweb niet te zeggen, maar in je binnenkamer gaat deze toch wel mee? De Heere is zo goed en bereidwillig. De Zaligmaker staat met Zijn wijduitgebreide armen, vol erbarmen en nodigt liefelijk en dringend: “Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke” (Johannes 7:37b). Alleen bij Hem vindt de ziel die “dor en mat, van droogte brandt” wél “lafenis” (naar Psalm 63:1 berijmd). Bij déze Levensbron is geestelijke verfrissing te vinden. Hoe? Door te drinken! Eerder zal je geen rust vinden, dan alleen wanneer je door genade aan Zijn gezegende voeten zit en je laat leiden door Zijn Woord en Geest.
 
Als het hart door verkeerde onrust wordt gedreven kan de hele wereld tegen lijken, maar dan voer je niet de goede strijd, ja zelfs een verloren strijd. En wie heeft er dan eigenlijk invloed in je leven: dé Levensbron óf een andere bron? Dit gezegd en gevraagd hebbende wil ik iets concreter ingaan op sommige van jouw punten, zowel uit je eerste als tweede vraag.
 
In je eerste vraag spreek je van de algemene verzoeningsleer. Voor de goede orde wil ik dit onderscheiden van de alverzoening. De leer van de alverzoening wordt door geen enkele predikant of kerkenraad binnen de Gereformeerde Gemeenten onderschreven noch uitgedragen. Het is in strijd met de Bijbelse boodschap en zou betekenen dat ‘de hel leeg blijft’ of niet eens bestaat. Dit tast direct het “één Naam en twee wegen” aan in de verkondiging en de geloofsleer. Strikt genomen leert zelfs Karl Barth geen alverzoening, hoewel dit wel volledig is in de lijn van zijn doordenking. Op grond van Gods Woord en de gereformeerde belijdenisgeschriften geloof ik dat dit stellig verworpen dient te worden.

In mijn eerste antwoord heb ik -onnauwkeurig- de leer van de alverzoening niet onderscheiden van de door jou genoemde algemene verzoening. De leer van de algemene verzoening is wijder verbreid, in ieder geval de tendensen daarvan. Het raakt aan de reikwijdte van de verzoening van Christus. Een diep en teer onderwerp. Welk nietig mens kan werkelijk Gods raad begrijpen? Tegelijk heeft God Zijn wil in Zijn Woord wel geopenbaard. Dit onderstreept de noodzaak vastheid aan de Schrift en in lijn daarmee de gereformeerde belijdenisgeschriften!
 
Bij de algemene verzoeningsleer zijn stevige fundamentele vragen te stellen. Hoewel ook deze leer haar varianten kent, waarbij sommigen het geloof wél als gave van God blijven zien en dus een deel van de tegenargumenten vervalt. Het voert te ver om dit hier uiteen te zetten. Het leidt uiteindelijk tot een kernvraag: Hoe verhouden zich de reikwijdte van de verzoening en de Evangelieverkondiging?

De Dordtse Synode heeft zich op dit punt helder en krachtig uitgesproken: “Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof” (Dordtse Leerregels  hoofdstuk 2 artikel 5). Op deze wijze hield ‘Dordt’ vast aan de gereformeerde leer van de “verzoening door voldoening” én aan de vrije Evangelieverkondiging voor allen. Dit vraagt nauwkeurig spreken. Het Evangelie van de verzoening heeft universele (algemene) betekenis. Dit Woord betreft de hele wereld en is voor iedereen bestemd. Christus is de Zaligmaker der wereld. Enkele illustratieve verwijzingen: Johannes 4:42, 1 Johannes 2:2, Dordtse Leerregels hoofdstuk 2 artikel 3. Tegelijk is het niet de opdracht van de kerk om tot alle mensen te zeggen dat Christus in zijn/haar plaats is gestorven en al zijn/haar zonden zijn verzoend. De opdracht is wel om helder en krachtig in lijn met 2 Korinthe 5:19-20 te verkondigen: “…wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen” (vers 20b).

Met de uitvoerige uiteenzetting in de vorige alinea meen ik dat direct ook andere vragen zijn beantwoord, bijvoorbeeld het iedereen houden voor een kind van God of hem/haar zo aan te spreken. Wel wil ik dit onderscheiden van het spreken over het verbond en de aanspraak hiervan richting de gemeente. Ingelijfd in Gods verbond, waarvan de doop het teken en zegel is. Calvijn zegt hierover: “Zoals daarom de kinderen van de Joden een heilig zaad genoemd werden, omdat zij erfgenamen van dit verbond van de kinderen der goddelozen onderscheiden werden, zo worden om dezelfde reden ook nu de kinderen van christenen, al is slechts één van hun ouders een gelovige, als heilig beschouwd en verschillen zij naar het getuigenis van de apostel van het onreine zaad van de afgodendienaars” (Institutie Boek 4, Hoofdstuk 16.6). In de Bijbel schrijft Mattheüs 8:11-12 over “kinderen des Koninkrijks.” Voor een helder antwoord hierover, lees het antwoord van ds. N. den Ouden 'Kinderen des koninkrijks uitgeworpen'. 

Verder geef je aan dat er alleen belijdenis mag worden gedaan met de belofte van deelname aan het Heilig Avondmaal en als er strijd en aanvechting is dat je dan van het belijdenis-doen wordt geweerd. Als het zó stellig wordt uitgeleefd als jij nu aan de orde stelt, dan meen ik dat een goed en grondig gesprek over dit kerkenraadsstandpunt (is dat het werkelijk?) moet worden gevoerd. Ik doel specifiek op het aspect van het geweerd worden bij strijd en aanvechting. Wie bóven dit alles structureel is uitgestegen, bevindt zich reeds in Christus’ armen (lees: de triomferende kerk). Hier op aarde hebben Gods kinderen te staan naar volmaaktheid, maar blijven in zichzelf arm en ellendig en kunnen niet anders dan steeds weer en steeds meer met al hun schuld en verdorvenheid verlaten op de Drie-enige God, op Christus en Gods beloften. Voor het overige richt jouw vraag zich op het vraagstuk over belijdenis van leer en/of geloof. Hierover heeft ds. A. Kot een Bijbels en kernachtig antwoord gegeven, waar ik graag naar verwijs: 'Belijdenis van de leer'.

In je tweede vraag stip je nog een aantal zaken aan, deels overlappend met je eerste vraag. Je noemt hoofdbedekking bij vrouwen, waar ik in mijn eerdere antwoord al iets over heb gezegd. Het feit dat het “er een heleboel zijn”, doet niets af van de te volgen Bijbelse lijn. Het gaat overigens niet om “elke [betreffende] vrouw (…) gaan opbellen” in de zin van “ik zal eens even vertellen hoe het nu écht zit”, maar om een vier-ogen-vraaggesprek vanuit liefdevolle bewogenheid. Ditzelfde geldt voor het “erg slecht bezocht” worden van de middagdiensten. Vanuit Hebreeën 10:25 komt de opwekking om “onze onderlinge bijeenkomst” niet na te laten. Dit is geen Bijbeltekst om een ander de oren mee te wassen, wat evenmin geldt voor 1 Korinthe 11 (hoofdbedekking). Juist het onderlinge vermaan is hier van toepassing, in lijn met Mattheüs 18 en de Dordtse Kerkorde (zie mijn vorige antwoord). Verder noem je ook dat er moeite is met preken over de noodzaak van wedergeboorte en schrijf je over het uitnodigingsbeleid voor predikanten, waarbij je aannames doet zoals respectievelijk: “worden niet gewaardeerd” en “dat wil de kerkenraad niet.” Je moet hierin wel weten wat je zegt, om niet te vervallen in oneigenlijke gedachten of ongefundeerde verwijten. 

Het geheel overziende lijkt het mij erg verstandig dat je het gesprek aan gaat met je kerkenraad. Want er gaat volgens mij nog een grotere (gedachten)wereld achter je vragen, uitingen en gevoelens schuil. Daar moet je niet zelf mee rond blijven lopen. Sta open voor het gesprek net zoals jij dat mag verwachten van ambtsdragers. Dat betekent dat er sprake moet zijn van wederzijds luisteren (meer nog dan spreken!). En luister naar wat God door Zijn Woord te zeggen heeft, ook als dat ons onderwijst of gedachten corrigeert. Gebruik bij het gesprek gerust -in zijn geheel- de beide antwoorden die ik je nu heb proberen te geven. 

Ik verwacht je met dit uitvoerige antwoord recht te hebben gedaan op de gestelde vragen. En ik herhaal mijn uitzien dat jij je niet laat leiden door eigen gevoelens en/of emoties, maar door Gods Woord en Zijn Heilige Geest in de vreze des Heeren.  

Met mooie groet,
A.J. C. van Gent

Dit artikel is beantwoord door

A. J. C van Gent

  • Geboortedatum:
    28-10-1990
  • Kerkelijke gezindte:
    Gereformeerde Gemeenten
  • Woon/standplaats:
    Heinenoord
  • Status:
    Actief
12 artikelen
A. J. C van Gent

Bijzonderheden:

Docent economie en godsdienst | Ouderling

Bekijk ook:


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Een vraag aan iemand van de "Bijbel met uitleg". In een kerkdienst belegd door de GBS hoorde ik  o.a. het volgende over de tekst uit Matth. 19:24. Daar waar het gaat over dat het “lichter” is dat een ...
7 reacties
17-11-2016
Ik heb deze week gehoord dat mijn vriend kanker heeft. Het is heel erg spannend. Zeker omdat in beide gezinnen al gezinsleden zijn overleden. En ik ben veel bezig met God, ik bid zoveel... Zowel om be...
1 reactie
17-11-2017
Dank u wel voor uw antwoord van mijn vraag over: tweede overgave. U vraagt: “Een mens zou zijn ziel verliezen als hij na zijn wedergeboorte niet tot een tweede overgave komt? Wie schrijft zoiets en wa...
2 reacties
17-11-2010
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering