Vraag
Wat bedoelde de profeet (als middel van God) met de woorden van Haggaï 1 vers 6?
U zaait veel maar brengt weinig binnen.
U eet maar niet tot verzadiging.
U drinkt maar wordt niet dronken.
U kleedt u, maar wordt niet warm.
De dagloner ontvangt zijn loon in een doorboorde buidel.
Wat wilde hij tóén precies zeggen en waarom, maar ook: wat betekent dit voor mij/ons. Met name de eerste zin over veel zaaien en weinig oogsten snap ik niet.
Antwoord
“Gij zaait veel, en gij brengt weinig in; gij eet, maar niet tot verzadiging; gij drinkt, maar niet tot dronken worden toe; gij kleedt u, maar niet tot uw verwarming, en wie loon ontvangt, die ontvangt dat loon in een doorgeboorde buidel” (Haggaï 1:6).
Goed dat je eerst vraagt naar de betekenis van deze tekst voor de tijd waarin hij werd uitgesproken en vervolgens ook benieuwd bent naar de toepassing voor vandaag. Dat is de manier waarop ook in de prediking Gods Woord verklaard moet worden. Zoals het met een bekende uitdrukking wel eens wordt gezegd: Schriftuurlijk-bevindelijk. In die volgorde, maar ook met beide elementen!
Wat de historische achtergrond betreft: Haggaï is één van de profeten die God in Zijn dienst gebruikt heeft in de tijd die volgde op de terugkeer van Juda uit de Babylonische ballingschap. Dat is een mooie, maar ook een moeilijke tijd geweest. Immers, men kwam dan wel terug in het Beloofde Land, maar wat ze daar aantroffen waren slechts puinhopen, die weer met de nodige moeite opgebouwd moesten worden. Nu gold dat niet alleen de huizen van de teruggekeerde ballingen, maar ook Gods Huis. De tempel was in 586 v. Chr., bij het begin van de ballingschap, totaal verwoest.
Waar Haggaï in Gods Naam de vinger bij moet leggen, is het punt dat de mensen wel eventjes een begin gemaakt hebben met de herbouw van de tempel, maar dat men vervolgens vooral is bezig gegaan met het weer opbouwen van eigen huis en haard. Van het weer opbouwen van de tempel wordt gezegd: dat komt later wel. Nu is het daar nog niet de juiste tijd voor. Er moet nog zoveel gebeuren... Vandaar de vraag in Haggaï 1:4: “Is het voor ulieden wel de tijd, dat gij woont in uw gewelfde huizen, en zal dit huis woest zijn?”
God wil de mensen via Haggaï’s prediking tot bezinning brengen. Let daarbij op het herhaalde: “Stelt uw hart op uw wegen” (Haggaï 1 vers 5-7). Daarbij moet men ook eens nadenken over de vraag waarom er bij het weer opbouwen van het ‘gewone leven’ zoveel dingen misgaan. Daarover gaat het vers waarover je je vraag stelde. Men is heel de dag druk met van alles en nog wat, zwoegt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat om weer een bestaan op te bouwen, maar het lijkt wel of alles bij de handen afgebroken wordt.
Vers 6 wil duidelijk maken: dat lijkt niet alleen zo, maar dat is ook zo. En wil je weten hoe dat komt? Het komt omdat God Zijn zegen er niet over geeft. God wacht nog altijd op het moment dat de herbouw van Zijn huis en het hervatten van Zijn dienst prioriteit krijgt!
Ik denk dat met bovenstaande uitleg de toepassing voor vandaag niet zo ingewikkeld hoeft te zijn. In feite draait het in dit gedeelte om precies dezelfde zaak, die de Heere Jezus in de Bergrede zo onder woorden bracht: “Maar zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid en al deze (aardse, tijdelijke) dingen zullen u toegeworpen worden” (Mattheüs 6:33). De Heiland formuleert het aan het eind van die tekst positief. Haggaï zegt het op een andere manier, maar bedoelt hetzelfde. Namelijk: zolang je je eigen welzijn en welvaart voorrang geeft boven Gods eer en Zijn dienst, zul je merken dat je de HEERE in allerlei opzichten tegen hebt en dat daarom veel werken soms met weinig vruchten beloond worden. Als we biddend om de kracht van de Geest van Christus de zaak helemaal mogen omkeren, zal blijken dat de HEERE hen wil zegenen die Zijn eer en Koninkrijk in hun leven voorrang geven!
Ds. A. van der Zwan
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. van der Zwan
- Geboortedatum:27-02-1972
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Dordrecht-Centrum
- Status:Actief
