De vuurproef
J. Krijgsman | Geen reacties | 20-11-2009| 08:00
We gaan verder met de geschiedenis van Daniël, Hanánja, Mísaël en Azárja. Vorige week lazen we hoe hun namen door Aspenaz, de hofoverste van koning Nebukadnézar, werden veranderd in heidense namen. Hun namen werden: Béltsazar, Sadrach, Mesach en Abed-nego. Hiermee wilde men alle sporen die herinnerden aan hun Joodse afkomst en godsdienst uitwissen. We hoorden ook hoe ze op een wonderlijke manier gesterkt werden door eenvoudige maaltijden. Daar hadden ze het eersteklas menu van koning Nebukadnézar niet voor nodig. De Heere zorgde voor hen. Wie op Hem vertrouwt en Hem verwacht wordt nooit teleurgesteld (Jesaja 49:23).
Daniël 3:14-30:
14 Nebukadnézar antwoordde en zeide tot hen: Is het met opzet, Sadrach, Mesach en Abed-nego, dat gijlieden mijn goden niet eert en het gouden beeld dat ik opgericht heb, niet aanbidt?
15 Nu dan, zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde als gij horen zult het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren en des akkoordgezangs en allerlei soort der muziek, nedervalt en aanbidt het beeld dat ik gemaakt heb, zo is het wel ; maar zo gijlieden het niet aanbidt, te zelver ure zult gijlieden geworpen worden in het midden van den oven des brandenden vuurs; en wie is de God Die ulieden uit mijn handen verlossen zou?
16 Sadrach, Mesach en Abed-nego antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnézar: Wij hebben niet van node u op deze zaak te antwoorden.
17 Zal het zo zijn, onze God Dien wij eren, is machtig ons te verlossen uit den oven des brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uw hand, o koning, verlossen.
18 Maar zo niet, u zij bekend, o koning, dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.
19 Toen werd Nebukadnézar vol grimmigheid, en de gedaante zijns aangezichts veranderde tegen Sadrach, Mesach en Abed-nego; hij antwoordde en zeide dat men den oven zevenmaal meer heet maken zou dan men dien pleegt heet te maken.
20 En tot de sterkste mannen van kracht die in zijn heir waren, zeide hij dat zij Sadrach, Mesach en Abed-nego binden zouden, om te werpen in den oven des brandenden vuurs.
21 Toen werden die mannen gebonden in hun mantels, hun broeken en hun hoeden en hun andere klederen, en zij wierpen hen in het midden van den oven des brandenden vuurs.
22 Daarom dan, dewijl het woord des konings aandreef en de oven zeer heet was, zo hebben de vonken des vuurs die mannen die Sadrach, Mesach en Abed-nego opgeheven hadden, gedood.
23 Maar als die drie mannen, Sadrach, Mesach en Abed-nego, in het midden van den oven des brandenden vuurs, gebonden zijnde, gevallen waren,
24 Toen ontzette zich de koning Nebukadnézar, en hij stond op inderhaast, antwoordde en zeide tot zijn raadsheren: Hebben wij niet drie mannen in het midden des vuurs, gebonden zijnde, geworpen? Zij antwoordden en zeiden tot den koning: Het is gewis, o koning.
25 Hij antwoordde en zeide: Zie, ik zie vier mannen los wandelende in het midden des vuurs, en er is geen verderf aan hen; en de gedaante des vierden is gelijk eens zoons der goden.
26 Toen naderde Nebukadnézar tot de deur van den oven des brandenden vuurs, antwoordde en sprak: Gij Sadrach, Mesach en Abed-nego, gij knechten des allerhoogsten Gods, gaat uit en komt hier. Toen gingen Sadrach, Mesach en Abed-nego uit het midden des vuurs.
27 Toen vergaderden de stadhouders, de overheden en landvoogden en de raadsheren des konings, deze mannen beziende, omdat het vuur over hun lichamen niet geheerst had, en dat het haar huns hoofds niet verbrand was, en hun mantels niet veranderd waren, ja, dat de reuk des vuurs daardoor niet gegaan was.
28 Nebukadnézar antwoordde en zeide: Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, Die Zijn engel gezonden en Zijn knechten verlost heeft, die op Hem vertrouwd hebben, en des konings woord veranderd en hun lichamen overgegeven hebben, opdat zij geen god eerden noch aanbaden, dan hun God.
29 Daarom wordt van mij een bevel gegeven, dat alle volk, natie en tong, die lastering spreekt tegen den God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, in stukken gehouwen worde en zijn huis tot een drekhoop gesteld worde; want er is geen andere god die alzo verlossen kan.
30 Toen maakte de koning Sadrach, Mesach en Abed-nego voorspoedig in het landschap van Babel.
Voor de vuurproef
Daniël en zijn drie vrienden maakten het een tijdlang goed aan het hof van koning Nebukadnézar. Niemand viel hen lastig. Ze mochten na alles wat er gebeurd was vrij hun eigen God dienen. Daar in Babel was men voor die tijd ook al liberaal. Er was een vrijemeningsuiting. Tenminste daar moest het voor doorgaan. Net zoals vandaag de dag. We leven in een vrij land en iedereen, zo zegt men, mag z’n mening hebben. Helaas is de praktijk vaak heel anders. Volgens een onderzoek voelen reformatorische christenen zich vaak teruggedrongen. Als je als christen een functie binnen de SP zoekt, maak je bij voorbaat geen schijn van kans. Een stichting als Tot Heil des Volks was laatst nog in het nieuws omdat hun subsidie ter discussie stond. Als je beweert dat alleen Jezus de Weg is, ben je een fundamentalist. Zomaar een paar voorbeelden. Vrije meningsuiting? Vergeet het maar. Ook wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. In Babel was men niet zo liberaal als men zich voordeed. Wat was het geval? Nebukadnézar kreeg een plan. Een groots plan waar hij zichzelf mee op het oog had. Zo kan het gaan als je een toppositie hebt. Dan geldt vaak: ik, ik, ik.
Nebukadnézar liet een gouden beeld maken van 27 meter hoog en 2.70 meter breed. Moet je voorstellen: bijna zo hoog als een flat van 10 etages! Koning Nebukadnézar wilde hiermee imponeren. Dat is ons niet vreemd. Imponeren ligt ons wel. Dat wordt anders als God ons leven gaat beheersen. Dan krijgen we daarvan een afschuw. Dan krijgen we de Heere Jezus nodig Die Zichzelf wegcijferde.
De dag breekt aan dat het gouden beeld klaar is. Uitnodigingen gaan de deur uit voor de inwijdingsplechtigheid. Allerlei hoogwaardigheidsbekleders worden uitgenodigd. We zouden vandaag zeggen: allerlei hooggeplaatste ambtenaren. Ook de drie vrienden van Daniël horen daarbij. Wat een feest. Het is een grote plechtigheid en dat alles ter ere van despoot Nebukadnézar. Maar wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden (Psalm 75:8; Lukas 2:52). Dit zal ook nu blijken.
Wat een drukte rond het gouden beeld. Een heraut treedt naar voren en maakt namens koning Nebukadnézar iets bekend. Het is een bevel. Als allerlei muziekinstrumenten zijn te horen moet iedereen door de knieën en het beeld aanbidden. Wie niet knielt zal direct in een brandende oven worden gegooid. Korte metten dus. Liberaal? Nee dus.
Deze brandende oven was niet een exemplaar waarop het eten werd gekookt, of waarmee het huis werd verwarmd. Het was een enorm grote oven waarin waarschijnlijk stenen werden gebakken en metalen in werden gesmolten. In ieder geval: afschrikwekkend genoeg.
Bij het horen van de eerste tonen knielt iedereen en aanbidt het gouden beeld. Iedereen? Te midden van de knielende massa staan drie mannen kaarsrecht overeind. Dat valt op. Het zijn: Sadrach, Mesach en Abed-nego. Ze knielen niet voor het beeld. Levensgevaarlijk want daar staat de doodstraf op. Toch kunnen en willen ze niet meedoen aan dit vereren van Nebukadnézar. Want om hem gaat het. Alleen voor Jezus gaan ze door de knieën. En jij?
Ben jij gereed om altijd voor de Heere uit te komen, wat er ook gebeurt? Dan val je op. Dat heeft consequenties. Soms vervelende, daar moet je rekening mee houden. Maar weet ook dat wie zich voor Hem niet schaamt, toekomst heeft (Romeinen 1:16; Hebreeën 11:16). Kom op, ouderen en jongeren: schaam je dat je je voor Hem zo vaak schaamt. Ook dat heeft consequenties (Markus 8:38). Kom overal voor Hem uit. Hij is het waard. Daar rust zegen op (Psalm 84:12).
Dat ze niet hebben geknield gaat natuurlijk als een lopend vuurtje rond. Het bericht komt uiteraard snel bij de koning. Laaiend van woede beveelt Nebukadnézar dat de drie mannen bij hem moeten komen. Hij is in alle staten. Hoe durft iemand zijn bevelen te negeren? Als hoogste man van Babel eist hij gehoorzaamheid (Daniël 3:13). Hij stelt een onderzoek in. Misschien hebben de drie het niet goed begrepen. Ze krijgen nog een kans van de despoot Nebukadnézar. Je zou bijna zeggen dat het een schijnvertoning is, want de barmhartigheden van de goddelozen zijn wreed (Spreuken 12:10). Hij daagt God zelfs uit want hij zegt tegen de drie vrienden: wie is de God Die u zal verlossen uit mijn handen (Daniël 3:15)? Wat een hoogmoed. Herken je het bij jezelf? Denk er om: Hoogmoed komt voor de val (Spreuken 16:18). Leert van de Heere Jezus dat Hij zachtmoedig en nederig van hart is (Mattheüs 11:29). Zijn leer geeft rust.
Sadrach, Mesach en Abed-nego houden voet bij stuk. Ze zeggen: onze God Die wij eren is machtig ons uit de vuuroven en uw hand te verlossen. Maar als Hij dat niet doet, dan kunt u er zeker van zijn dat wij uw goden niet zullen vereren. Ook zullen wij uw gouden beeld niet aanbidden. Dat is klare taal die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Daar kon Nebukadnézar het mee doen. Moet je voorstellen en dat voor het vuur van een hete oven! Dit is geloofstaal (Hebreeën 11:34). Dit is een lévend geloof. Het geloof kan alleen maar tot die hoogte komen als het mag zien op de overste Leidsman en Voleinder van het geloof: Jezus (Hebreeën 12:2). Christenen onder ons: hoe staat het met jouw geloof? Belijd je dat voor de vuurproef als het erop of eronder gaat? Kom je ervoor uit als het zelfs je baan of je leven kan kosten? Beter met Jezus in de vuuroven van de beproeving, dan zonder Jezus in de schijnvreugde van de wereld.
In de vuurproef
Als Nebukadnézar dit hoort slaan alle stoppen bij hem door. Hij geeft bevel dat de oven zeven maal heter moet worden gemaakt. Met andere woorden: op het aller-heetst. Daarna moeten de drie mannen gebonden in de oven worden gegooid. De oven is zo heet dat de mannen die Sadrach, Mesach en Abed-nego in de oven gooien, sterven van de hitte (Daniël 3:19-22). Maar… wat is dat nu? Vol ontzetting kijkt Nebukadnézar in de oven. Hij kan z’n ogen niet geloven. Hij schreeuwt het uit van verwondering: ik zie vier mannen ongedeerd, vrij rondlopen tussen de vlammen. We hebben er toch drie in gegooid en de vierde ziet eruit als een engel! Hoe kan dit?
Koning Nebukadnézar ziet scherp. We mogen hem daar bijna wel dankbaar voor zijn. Die engel die hij in de vlammen ziet is Christus. Hij beschermt Sadrach, Mesach en Abed-nego in het vuur. Het is Christus’ belofte dat Hij bij Zijn kinderen is zelfs in het water of het vuur (Psalm 66:12; Jesaja 43:2). Christenen onder ons: wat zeg je van deze Christus? Zul je het met Hem niet wagen, zelfs in de vuurproef van jouw leven? Zelfs er middenin? Wat een machtige Koning hebben ware christenen. Ware christenen zijn dan ook te herkennen dat ze op hoop tegen hoop toch hopen. Al schijnt alles tegen (2 Samuël 15:26; Job 13:15). Dit is ook bij een ware christen geen dagelijkse kost. Dit is geloof in de hoogste vorm van beleving. Zo laten ze iets zien van het beeld van Christus Zelf. In Zijn ‘vuurproef’ aan het kruis bad Hij: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ . In die zeer grote nood hield Hij toch vast aan Zijn God (Mattheüs 27:46). Hij moest en wilde aan het kruis het vuur van Gods toorn tegen de zonde dragen. Daarom gaan Gods kinderen vrijuit. Zo kan Hij ook Gods kinderen in het vuur van de beproeving te hulp komen (Hebreeën 2:18). Zo is Christus! Ben je nog niet jaloers op hen die Hem liefhebben? Laat je overhalen en vlucht tot Hem! (Hebreeën 7:25).
Na de vuurproef
Op bevel van Nebukadnézar moeten Sadrach, Mesach en Abed-nego uit de oven komen. Ze worden door het stadsbestuur aan een onderzoek onderworpen. Niets van hen is verbrand. Zelfs hun haren niet. Ze hebben zelfs geen brandlucht. Onder de indruk van dit wonder gaat Nebukadnézar God prijzen (Daniël 3:28). Hij belijdt ook dat Sadrach, Mesach en Abed-nego op hun God vertrouwden en alleen Hem aanbaden. Nebukadnézar schijnt door dit wonder in God te geloven. Toch moeten we bang zijn dat het geen echt geloof is. Waarom? Geloof krijgen we niet als gevolg van een of ander wonder. Geloof ontvangen we door Woord en Geest. Ook geeft hij geen bevel om alle afgoden te verbranden in de oven. Nee, de ware God wordt aan de rij afgoden toegevoegd.
Hoe is dat bij jou? Loof je God en houd je intussen je afgoden vast? Heeft Jezus een plaats tussen jouw idolen? Laat ze los zodat je alleen Jezus overhoudt. Alleen door het ware geloof in Hem kun je de vuurproef van de verzoekingen van de wereld weerstaan en doorstaan. Christenen onder ons: Prijst de Naam des HEEREN (Psalm 135:1). Verblijd je in de Heere te allen tijd (Filippenzen 4:4).