Vraag
Wat betekent in Johannes 17:22: "En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, Die Gij Mij gegeven hebt, opdat ze één zijn, gelijk wij één zijn?" Wat wordt er verstaan onder de woorden "Ik heb hun de heerlijkheid gegeven?" Wat wordt verstaan onder heerlijkheid van Gods kinderen die ze van God gekregen hebben?
Antwoord
Een korte en duidelijke vraag, waarop niet even heel kort een duidelijk antwoord te geven valt! Wat is er namelijk aan de hand? In Johannes 17 lezen we het bekende Hogepriesterlijke gebed van de Heere Jezus. Bekend vanwege de bede van de Heiland om de eenheid van allen die in Hem geloven en geloven zullen. Dat zijn de "gegevenen van de Vader."
En hier, op dit punt, gaat de uitleg van dit gebed heel vaak een verkeerde kant uit. De Zaligmaker beveelt namelijk niet hun eenheid, waar die gelovigen dan zelf hard aan moeten gaan werken, maar Hij bidt er Zijn hemelse Vader om! Blijkbaar zijn de discipelen en volgelingen op dat moment dus nog niet één! Hoe moet die eenheid, waar de Heiland om bidt tot Zijn hemelse Vader, eruit gaan zien? Daar zegt de Heere Jezus in dit gebed zo het een en ander over.
Allereerst is die eenheid een wel buitengewoon hechte en volmaakte eenheid. Die eenheid onder de gelovigen zal namelijk te vergelijken zijn met de eenheid tussen de Vader en de Zoon! En dàn volgt in vers 22 nòg iets over die eenheid: Christus heeft aan deze volgelingen van Hem de heerlijkheid gegeven, die Christus ook Zelf van Zijn Vader ontvangen heeft. En dan is de volgende vraag uiteraard: en waaraan moeten we denken bij die "heerlijkheid"?
In de loop der eeuwen hebben heel veel uitleggers aan heel veel verklaringen gedacht. Sommige spitsvondige verklaringen moesten na korte tijd het veld ruimen, omdat ze duidelijk niet klopten. Toch zijn er nog heel wat overgebleven! Ik zal de voornaamste noemen:
-Calvijn meent dat deze heerlijkheid dezelfde is die ook in 2 Korinthe 3:18 wordt genoemd: "En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest." Kort gezegd is dan de uitleg van de kerkhervormer deze: zoals het aangezicht van Mozes begon te blinken, nadat hij met God gesproken had op de berg, zo gaat Gods kind ook iets uitstralen van Gods heerlijkheid. En die heerlijkheid bewerkt de eenheid van Gods Kerk.
-Een andere verklaring stelt deze heerlijkheid ongeveer gelijk aan de kracht waarmee Gods kinderen door het geloof het Evangelie gaan uitstralen. Daar spreekt Handelingen 4:33 over: en de apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding des Heeren Jezus Christus; en daar was grote genade over hen allen.
-Zwingli en anderen denken bij deze "heerlijkheid" aan de wondere macht om in nieuwigheid des levens te wandelen. Zij verwijzen dan naar Romeinen 6:4, waar Paulus schrijft: Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzoo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden.
-De kerkvader Augustinus denkt aan de heerlijkheid in de hemel na dit leven.
- Uitleggers van enkele eeuwen geleden dachten bij deze heerlijkheid aan de eenheid van geloof en hart.
-De kerkhervormer Bucer denkt bij deze heerlijkheid aan de Heilige Geest, die in 1 Petrus 4:14 genoemd wordt de Geest der heerlijkheid.
-Vele anderen denken net als Bucer, met dan deze aanvulling: ook het lijden, het sterven en de opstanding van Christus geven (door de werking van de Heilige Geest) aan Gods Kerk de heerlijkheid, die Christus in de hemel van Zijn Vader heeft ontvangen.
Zelf hel ik naar die laatste opvatting over, maar dan wel met deze aantekening: zuiver weten doen we het niet!
Met een hartelijke groet,
Ds. M. Baan
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M. Baan
- Geboortedatum:16-02-1946
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
