Vrede met God krijgen

Ouderling Ger. Gem. in Ned. / Geen reacties

04-07-2019, 14:34

Vraag

Help, hoe krijg ik weer vrede met God? Al jaren tob ik hiermee, dan zoek ik het weer in eigengerechtigheid, dan weer bij specifieke predikanten, dan probeer ik het alleen in de Bijbel te zoeken, maar haak ik weer af na een poosje omdat ik niet consequent genoeg ben en niets ‘ervaar’ als ik Gods Woord lees.

En nu weer een periode dat ik het allemaal weer wat laat liggen. Ik lees niet trouw in mijn Bijbel, ik bid niet trouw, geef toe aan zonden en aan al mijn verlangens. Ik kan en voor alles WIL de Heere niet dienen. In mijn hart is zoveel vijandschap en schuif ik alle schuld op God. Ik weet het, ik zoek het teveel in mezelf, ik schrijf God de weg voor, ik moet me bekeren. Maar hoe breng ik ooit verandering in mijn leven? Of brengt God verandering?

Het lukt me niet om weer met de zonden te breken, omdat ik weet dat het me maximaal een week lukt en ik dan weer kies voor m’n eigen verlangens. Die gedachte maakt me bij voorbaat al moedeloos. Ergens ben ik alle hoop op eigen kunnen verloren en ergens heb ik nog zoveel hoop op mijn eigen kunnen. Zoveel wat ik zie als voorwaarde om mezelf aangenaam te maken.

Zo vaak krijg ik het antwoord dat ik vol moet houden, maar dat kan ik gewoon niet. Ik ben gewoon te slap, te zwak, te zondig, te egoïstisch. Het is toch HEDEN de dag der zaligheid? Ik weet het allemaal zo goed, iedereen kijkt tegen me op door de Bijbelkennis die ik heb, maar ondertussen ben ik een soort Nicodemus. Geen inzicht in geestelijke zaken. Hopelijk kunt u een antwoord geven dat perspectief biedt.


Antwoord

Beste vraagsteller,

Ik weet van jou geen leeftijd, maar spreek gemakshalve maar in de ‘je-vorm’. Het doet er ook niet toe of ik een man of een vrouw, een jongen of een meisje voor me heb. Ik heb een medemens voor me, met een ziel voor de eeuwigheid. En dat is genoeg om te weten.

Jouw vraag is een vraag van levensbelang. En je hoopt op een antwoord dat perspectief biedt. Perspectief betekent uitzicht. Nu wil ik graag voorkomen je slechts met een paar dooddoeners van een antwoord te voorzien. Wel wil ik meteen aangeven dat er –in jouw moedeloosheid en hopeloosheid– alleen uitzicht is wanneer de Naam van Jezus in het middelpunt staat. Een andere weg weet ik niet en is er niet. Hij is Degene die we van nature voorbij lopen en blijven lopen. Toch moet het licht juist op Hem vallen. Anderzijds proef ik in je vraag ook, dat je niet met een goedkoop ‘het-komt-wel-goed-praatje’ opgescheept wil worden. Zonder waar geloof komt het niet goed. 

Wie geen vrede met God heeft, leeft in oorlog met Hem. Wij zetten vrijwillig de oorlog voort, die ons verbondshoofd Adam in het paradijs begonnen is. Hoe krijg ik dan vrede met God? Door de wapens van vijandschap in te leveren en alle hoop op jezelf volkomen te verliezen. Door te buigen voor God en Hem te rechtvaardigen. Door je zonden oprecht en concreet te bewenen en belijden. Door je leven volkomen aan Hem toe te wijden in heiligmaking. Door als een dodelijk gebetene te zien op de verhoogde koperen slang –Jezus– al is het met een gebroken oog. Wie op de slang zag, werd genezen. En zo is het nog. ‘Zien’, dat is naar mijn mening de kortst mogelijke omschrijving van het ware geloof. Niet het zien op jezelf, maar het zien op Jezus. Isaac Ambrosius schreef er een kostelijk boek over. Jes. 45:22 luidt (in de King James Version): “Zie op Mij en wordt behouden.” Van die nodiging wordt niemand uitgesloten – ook jij niet. Want de tekst vervolgt: “alle gij einden der aarde.” God heeft recht op je leven. “Want Ik ben God, en niemand meer.” Bieden die woorden geen ongekend perspectief? 

We zijn door onze zondeval ellendige en vijandige mensen geworden, die weigeren op Jezus te zien wanneer we niet door de Heilige Geest aan onze rampzalige, verloren staat worden ontdekt. We kunnen voor de heilige en rechtvaardige God niet bestaan. Hij is immers een verterend Vuur (Hebr. 12:29). Er moet betaald worden! Dat is allereerst nodig om te weten, hoewel de Heere Zelf trap en mate van die kennis bepaalt. En vervolgens is het advies van Robert Murray McCheyne zeer gepast: “Kijk elke keer dat je naar jezelf kijkt, tien keer naar Christus.” Daar voeg ik nog aan toe: Lees biddend de Evangeliën, in het bijzonder élke ontmoeting tussen Jezus en een zondaar die tot Hem komt. Lees ook Jezus’ gelijkenissen. Wat een voorbeelden van genade zijn dat vaak! Ik wil je daar een voorbeeld van geven. 

Wie Jezus door het geloof ziet, heeft perspectief. Dat perspectief had de tollenaar in de tempel, in de gelijkenis van Jezus (Luk. 18:10-14). Hij had boetvaardige voeten en durfde niet verder te komen dan achterin de tempel. Hij had boetvaardige handen, waarmee hij van berouw op de borst sloeg. Hij had een boetvaardige mond, waarmee hij beleed vanwege de zonde doodschuldig te zijn en alleen nog hoopte op genade: “O God, wees mij de zondaar genadig!” Zijn gebed is ook te vertalen met: “Wees verzoend met mij, zondaar die ik ben!” En dan volgt het meest belangrijke, het meest kenmerkende van een ware gelovige. Deze tollenaar had echter ook boetvaardige ogen. Hij keek niet omhoog, dat durfde hij niet vanwege Gods hoogheid. Hij keek ook niet naar beneden, want het leven is niet te vinden in het met gebogen hoofd over de wereld gaan. Hoe is het mogelijk dat Jezus van deze man zei: “deze ging af gerechtvaardigd in zijn huis” – dat is: met de vergeving der zonden en een recht op het eeuwige leven? Omdat hij geloofsogen had. Juist omdat hij achter in de tempel stond, kon hij verschillende elementen in die tempel zien staan. En je weet het: álles in de tempel wees op Christus’ verzoenende Middelaarswerk. Wáár Hij ook keek – álles wees op Jezus! Hij zág! En sprak: “Wees verzoend met mij, zondaar die ik ben!” 

Dit is wat jij en ik nodig hebben. Voor de zaligheid en de vrede met God is niet meer nodig, maar zeker ook niet minder: Jezus. Dáár moet het naar toe. Misschien voel je de onmogelijkheid om tot Hem te komen. Wees ervan verzekerd dat het nog meer je onwilligheid is. Maar: “De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God” (Luk. 18:27). Dat biedt óók perspectief, nietwaar? Wie op Hem mag leren zien, heeft werkelijk perspectief! Dat deed Paulus jubelen: “Want Hij is onze Vrede!” Ef. 2:14). En door het Evangelie verkondigt Hij vrede, ook aan degenen die verre zijn (Ef. 2:17). En Hij is veel gewilliger om deze vrede te schenken dan wij zijn om dit aan te nemen. “Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken” (1 Tim. 1:15). Verloren zondaren zijn bij Hem van harte welkom! Heeft Hij dat niet indrukwekkend duidelijk gemaakt aan het kruis? Hij stierf met Zijn armen zo wijd uitgespreid als maar mogelijk was...

Het is naar mijn mening een van de grootste misvattingen dat Jezus naar deze wereld kwam voor nette, serieuze, goedbedoelende, lievige, aardige en correcte kerkmensen. Maar weet je wat voor mij het Evangelie is? Jezus is voor de goddelozen gestorven (Rom. 5:6). Hij kwam voor vijanden (Rom. 5:10). Jezus kwam niet om kerkmensen wat op te knappen, maar opdat goddelozen zouden worden gerechtvaardigd (Rom. 4:5). Wat een on-uit-sprekelijk en goddelijk genadewonder!

Let wel: Jezus’ nodigingen zijn niet verblijvend. We gaan niet verloren, we liggen reeds verloren (Joh. 3:36). Geloof het toch, dat het onmogelijk is om met je eigen werken voor God te kunnen bestaan! Wat is het daarom verschrikkelijk om onder de verkondiging van het Evangelie verloren te gaan. De wet veroordeelt ons volkomen, maar aan verachters en overtreders wordt nog het Evangelie van Jezus Christus verkondigd, ter ontkoming. Wanneer echter het Evangelie wordt veracht, blijft er geen middel meer over om vrede met God te krijgen. Een mens gaat niet als een slachtoffer verloren, maar als een misdadiger. Aan God zal het niet liggen. Zijn genade is overvloeiende. Rabbi John Duncan schrijft ergens: “Mensen aan wie het Evangelie verkondigd is, kunnen niet naar de hel gaan zonder over het kloppende hart van Gods grote genade heen te springen. Zij moeten er als het ware naartoe waden door het bloed van Christus en dat bloed zodoende vertrappen onder hun voeten.” Jezus versmaden kun je niet per ongeluk doen. Dat is een moedwillige misdaad die vreselijk geoordeeld zal worden (2 Thess. 1:8). Het is inderdaad nog de genadetijd, zoals je schreef. Daarom klinkt het je nog toe: “Laat u met God verzoenen!” (2 Kor. 5:20).

Hier zou ik kunnen stoppen. En hier mag je ook best stoppen met lezen. 

Toch schrijf ik nog even verder en werk ik nog even wat zaken uit. Daar heb ik een paar redenen voor. Allereerst: ik heb het idee dat je het bovenstaande best weet. Je geeft immers aan dat je Bijbelkennis best groot is. Dan kun je het idee krijgen dat ik me er wat gemakkelijk vanaf maak, terwijl ik jouw nood wel degelijk heel serieus wil nemen. Ten tweede ben ik ervan overtuigd dat veel mensen jouw worsteling herkennen en wellicht net als jij verlegen zijn om wat meer te horen. Het derde is mogelijk wat scherp, maar ik bedoel het niet het hard: in je vraag staat heel vaak “ik” en niet één keer de Naam van Jezus. Volgens mij ligt daar de kern van het probleem...  

Uit de vraag blijkt dat je wel aanvoelt dat het zo niet verder kan. Maar met die constatering heb je het ook niet kunnen doen. Je hebt van alles geprobeerd, maar het is een doodlopende weg gebleken. De zonden krijg je er niet onder en het ijverige zoeken valt stil. Je weet wel wat er nodig is, maar toch blijft het steken. 

Geloof maar dat je niet de enige bent die probeert in eigen kracht te werken. Ik moet eerlijk (en met schaamte) bekennen dat die neiging heel herkenbaar is! Ook Gods Woord staat vol met voorbeelden van mensen hun eigen verlossing of de vervulling van Zijn beloften wat probeerden te beïnvloeden. Denk maar aan Abraham, die meende Hagar tot een vrouw te moeten nemen om een zoon te kunnen hebben. Zo was het ook met Petrus, die dacht dat hij Jezus moest verdedigen, zodat Hij niet zou sterven. Maar hiermee stonden ze juist hun eigen zaligheid in de weg, omdat ze Jezus’ middelaarswerk in de weg stonden.  

Ik had je in mijn bovenstaande antwoord ook op wat doodlopende zijwegen kunnen brengen. Bijvoorbeeld door te zeggen: “Dat zoeken heb je toch niet van jezelf? Er was toch een tijd dat je helemaal niet zocht? Vertrouw er maar op dat God niet laat varen wat Zijn hand begon.” Of door te zeggen: “Jezus is voor zondaren gestorven. Jij bent toch ook een zondaar? Vertrouw maar op Hem. God is liefde.” Of: “Jouw ellendekennis moet eerst veel dieper zijn. Je moet dit nog leren en dat nog leren, en als je mogelijk nog eens verbroken genoeg en diep genoeg overtuigd bent, ben je wellicht geschikt om tot de Zaligmaker te gaan.” Of: “Je kunt je niet bekeren, maar hopelijk wil God het een keer doen.”

Met dergelijke uitspraken word je slechts teruggeworpen op jezelf. Je schrijft echter zelf al dat je ervaart en inziet dat alle pogingen in eigen kracht falen. Hoewel dat pijnlijk is, kan het toch een gelukkige mislukking worden genoemd. Het gevaar is immers groot dat overtuigde zondaren rust vinden in droefheid over de zonde, een ernstige levenswandel, naastenliefde, een verandering, zoeken naar God, Bijbellezen en bidden, een psalmvers, enz. Daar zal de satan –als een engel des lichts– altijd naartoe proberen te werken. Hij hoopt dat verontruste zondaren rust vinden buiten Christus, of dat nu op een goddeloze of godsdienstige wijze is. Je bent daar, getuige je noodkreet, nog voor bewaard. 

Wat staan er veel concrete oproepen en bevelen in de Bijbel. “Bekeert u! Geloof! Werk! Bidt! Laat u met God verzoenen! Werp uw overtredingen weg! Scheur uw hart! Kus de Zoon.” Die oproepen hebben een doel. Allereerst: deze oproepen moeten gehoorzaamd worden. En vervolgens: leren dat je onwillig en onmachtig bent om dit uit jezelf te doen. Juist omdat Hij weet dat mensen uit zichzelf nooit meer kunnen doen wat Hij eist, heeft God Zijn Eniggeboren Zoon gezonden, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Alzo lief heeft God de wereld gehad! (Joh. 3:16).

Thomas Boston wijst er terecht op, dat op de noodkreet “wat moet ik doen om zalig te worden?” verschillend kan en moet worden gereageerd. Toen de rijke jongeling dit vroeg, zei Jezus niet: “geloof in Mij, en u zult zalig worden.” Nee, Hij wees hem op de eis van ware liefde en ontdekte zijn goddeloze bestaan (Luk. 18). Waarom? Omdat dit geen ontledigde, zich schuldig kennende zondaar was, maar een rechthebbende, zichzelf rechtvaardigende zondaar. Wanneer echter de Pinksterlingen dezelfde vraag uitroepen, vanuit een doorstoken, verbroken en berouwvol hart, klinkt een heel andere boodschap: “Geloof in de Heere Jezus Christus!” (Hand. 2) Hetzelfde zien we bij de stokbewaarder in Handelingen 16. Om een goed antwoord te geven is het dus nodig om te weten hoe deze vraag gesteld wordt en vanuit welk hart het opkomt. 

Het is goed om jezelf eens op twee punten heel eerlijk te onderzoeken. Enerzijds: ben je overtuigd van je volkomen verloren staat voor God? En anderzijds: is er zicht op de noodzakelijkheid, dierbaarheid en gepastheid en gewilligheid van de Heere Jezus. Zolang we niet inzien hoe verloren we zijn, zullen we ook niet werkelijk verlangen naar een Ander om ons te verlossen. Ik las ergens: “Overtuigingen zijn nodig, niet om ons aangenaam voor Christus te maken, maar om Christus voor ons aangenaam te maken.” Het is nodig om te zien dat het, ziende op jezelf, inderdaad hopeloos is. De heilige en rechtvaardige God neemt geen genoegen met een opknapbeurt of goede voornemens. Hij neemt alleen genoegen met een volmaakt offer dat de schuld betaalt en een volmaakt leven dat de hemel verdient. 

Dat wordt heel herkenbaar onder woorden gebracht in zondag 5 van de Heidelberger Catechismus. Laat me dat kostelijke belijdenisgeschrift ook even ter sprake brengen. Daar wordt in vraag 12 gevraagd: “Aangezien wij dan naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er enig middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?” Dat is ook een noodkreet! Hier hoor je een rechteloze zondaar roepen, die ervan overtuigd is dat hij niet verdiend heeft dan de ondergang, maar die toch de Heere niet los kan laten. 

Onderzoek eens: kun je hier “amen” op zeggen? Dat tekent ál Gods kinderen, dat ze gaan belijden: het is rechtvaardig Heere, als U mij voorbijgaat en in de zonde laat liggen. Maar óók dat ze blijven roepen: O God, wees mij de zondaar genadig! 

Het antwoord van de onderwijzer klinkt hard, maar dat is het niet: “God wil, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede; daarom moeten wij aan haar, òf door onszelf, òf door een ander, volkomen betalen.”  Wat een scherp, eerlijk én pastoraal antwoord!

Je schreef: “...dan zoek ik het weer in eigengerechtigheid, dan weer bij specifieke predikanten...” Maar zelf betalen is volkomen onmogelijk! (vr+antw.13) en ook een gewoon schepsel kan niet voor ons voldoen (vr+antw.14). Zondag 5 doet enerzijds de deur helemaal dicht. Maar dan volgt een beslissende vraag. De vragen 12-14 mogen niet op zichzelf ter sprake worden gebracht, zonder deze 15e vraag ter sprake te brengen: “Wat moeten wij dán voor een Middelaar en Verlosser zoeken?” Zie je hoe hier juist de eerste lichtstralen op een Ander gaan vallen? Er is een Middelaar en Verlosser! Immanuel – écht God en écht, rechtvaardig Mens! Wat wordt dat een wonder voor een vastgelopen zondaar. 

Van de wet –doen en laten– is geen enkele verwachting, dan alleen de vloek en de dood (2 Kor. 3:6). Maar kennis van de wet is wel enigermate nodig (en de Heere bepaalt de mate en diepte, niet wij). Erskine zegt zo treffend dat de naald van de wet plaatsmaakt voor de rode draad van het Evangelie. Daarom loopt het in de zesde zondagsafdeling uit op die heerlijke belijdenis: “Maar wie is deze Middelaar, die tegelijk waarachtig God en een waarachtig rechtvaardig mens is? Onze Heere Jezus Christus, die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking, en tot een volkomen verlossing geschonken is. Waaruit weet gij dat? Uit het Heilig Evangelie” (...) En wie worden door Christus zaliggemaakt? “Alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen” (zondag 7, vr+antw 20).

Het komt dus op een waar geloof aan. Jezus is de Vredevorst (Jes. 9:5), van Wie de engelen getuigden: Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen (Luk. 2:14). Wie Jezus heeft, die heeft genoeg. De gelovige heeft in Hem vrede (Joh. 14:27, 16:33), ja vrede met God (Rom. 5:1). Toen Simeon Jezus in zijn armen had, kon hij het zeggen: “Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien!” (Lukas. 2:29-30). 

Maar hoe kom ik bij Hem? Al de gepastheid die Hij vereist, is het zien van je behoefte aan Hem. “Ja maar, ben ik bij Hem wel welkom?” Nogmaals: “Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken” (1 Tim. 1:15). Niemand wordt buitengesloten, dan die zichzelf buitensluit, zo zegt Matthew Henry terecht. “Deze ontvangt de zondaars!” (Luk. 15:2). Nooit heeft Hij iemand weggestuurd omdat Hij onwillig of onbekwaam was om te helpen. Hij zweert bij Zichzelf, dat Hij geen lust heeft in de dood van goddelozen, maar daarin dat zij zich bekeren en leven (Ezech. 18).
 
Al zou alles en iedereen je toeroepen dat je het niet waardig ben, zeg dan met Esther: “Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om” (Esther 4:16). Als je dan toch moet omkomen, kom dan maar aan Zijn voeten om (wat in der eeuwigheid onmogelijk is). Zeg wat Job eens zei: “Zie, zo Hij mij doodde, zou ik niet op Hem hopen?” (Job 13:15). Jezus is door Zijn Vader aan de rechterhand geplaatst, om bekering en vergeving van zonden te schenken. (Hand. 5:31). Daartoe zendt Hij Zijn Geest uit. Zou je Hem dan niet mogen smeken om het ook jou te geven? 

Als je niet tot Hem kunt komen, kom dan maar tot Hem als iemand die niet kan komen. Maar kom! Het is waar dat geen zondaar zal tot Christus komen tenzij hij door God getrokken wordt (Joh.6:44). En het is ook zeker dat al degenen die de Vader heeft uitverkoren zúllen komen. En die zullen komen, zal Hij geenszins uitwerpen (Joh. 6:45). Het is onze verantwoordelijkheid om te komen. Wie niet als een verloren zondaar tot Jezus komt zal verdoemd worden (Joh. 3:36). Niet omdat God hem geschapen heeft om te verdoemen, maar vanwege zijn eigen zonden. En wie behouden wordt zal weten waarin hij te roemen heeft: “Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen!”

Het is een zaak van leven en dood. Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Ik herhaal daarom mijn dringende advies: Lees biddend de Evangeliën, in het bijzonder élke ontmoeting tussen Jezus en een zondaar die tot Hem komt. Hij ontvangt verloren zondaren met open armen en drukt ze aan Zijn liefdeshart. Als dát geen perspectief biedt! Want die Hem vindt, die vindt het leven (Spr. 8:35) En vrede. Echt waar! 

Ik eindig met enkele kostbare woorden van Joseph Hart:

Then sinners black as hell;
May hence for hope have ground;
For who of mercy needs despair;
Since I have mercy found. 

Lees meer artikelen over:

onbekeerd
Dit artikel is beantwoord door

Ouderling Ger. Gem. in Ned.

  • Kerkelijke gezindte:
    Gereformeerde Gemeenten in Nederland
  • Status:
    Inactief
12 artikelen

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Aan ds. Krooneman. Wanneer je ouders je gedoopt hebben uit gewoonte, is de doop dan wel geldig (in de zin van: een pleitgrond)? Want in de formulieren staat dat ouders hun kinderen niet moeten dopen u...
3 reacties
04-07-2014
Mijn ouders en ik hebben vaak meningsverschillen met betrekking tot geloven en de naleving van Gods Woord. Ze vinden het moeilijk en verbieden me zelfs om op kamers te gaan in een gemengd studentenhui...
4 reacties
04-07-2016
Ds. Van Keulen heeft mijn vraag beantwoord. Heel hartelijk dank hiervoor. Alleen, ik kan er niets mee. Is het mogelijk dat Marijke Rots hier nog een keer een antwoord op geeft?
Geen reacties
04-07-2008
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering