Vraag
Toen God in mijn leven kwam, kreeg ik in mij een aversie tegen alles wat ijdel of tijdelijk is. Ik lees nog en las veel in de Bijbel en denk er ook veel over na. Mijn aard is dat alles waar ik een angst voor heb, ik fascinerend en het onderzoeken waard vind. In het verleden was dit alles wat subjectief, of gasvormig zoals vuur maar toch grote gevolgen heeft voor het voortbestaan van het vlees. Dat is echter toen veranderd: De Bijbel is een Boek dat mij doet sterven en God doet leven in Christus; en daar vind ik nu mijn blijdschap in. Echter heeft de aversie tegen de tijd mij ook aan het onderzoeken gezet, maar dan voornamelijk de verhouding tot de eeuwigheid en de plaats binnen het volmaakte Godsbeeld. Ik was dan ook verbaasd dat er in Jesaja 65:20 over sterven wordt gesproken.
Na dat overdacht en ook onderzocht te hebben, heb ik een persoonlijke bevatting van wat ik geloof hieronder opgeschreven. Ik vraag u hier, vriendelijk, een reactie op te geven en eventuele kritiek, zodat ik daarvan kan leren. Het is mij alles behalve bedoeld de leer van de kerk der eeuwen (kleine letter) in twijfel te trekken en twist te zaaien. Toch denk ik dat we hier wel over mogen nadenken. Maar de Leer van de Kerk der eeuwen (hoofdletter), komt hiermee niet in verdrukking. Dan zou ik het ook niet hebben opgeschreven en toegestuurd om te lezen en van commentaar te voorzien.
Mijn Geloofsbelijdenis:
1. Ik geloof in één volmaakte Geest Gods, zich openbarende in drie Naturen.
2. Ik geloof in één eeuwig Wezen, het beeld dragende van het het oneindige heelal en zijn volkomen structuren.
3. Ik geloof dat de tijd geschapen is binnen de eeuwigheid, als volmaking van Zijn beeltenis als Godheid.
4. Ik geloof dat de tijd zijn begrip vindt in ons begrip, doch Zijn chronologie en structuur zich tot in eeuwigheid uitstrekken.
5. Ik geloof in een, goed ingeschapen, hartelijke behoefte naar chronologie en opvolging, begrepen als tijd; als gevolg van de geschapen voorbereiding op menselijk, maar ook dierlijk leven.
6. Ik geloof in een volmaakt paradijselijk leven door één Geest Gods beïnvloed, met de hartelijke verbintenis met de tijd als blijkbaar onderdeel van het eeuwige Wezen.
7. Ik geloof dat de mens in Adam, als verbondshoofd van het paradijselijke werkverbond, gevallen is door inmenging van de overste van de, van God afgevallen, geestbediende of engelen, en daardoor de geestelijke dood is gestorven.
8. Ik geloof dat enkel de geestelijke dood een gevolg is van de val in Adam en dat ook binnen de oneindige eeuwigheid een afwisseling van het zijn als geest en als in vlees plaats hebben, hetzij in alle goedheid, volmaaktheid en in ware Godsvreze.
9. Ik geloof in een hemel, nieuwe hemel en hel; en in een herschepping van deze aarde. In de hemel en hel als een geestelijk verblijf in verbinding, of verlating van Gods Goede Geest; en op de nieuwe aarde als het hartelijk dienen van de tijd waarin God ons Zich, als in het paradijs, door het Al doet opmerken en geen gevallen engelgeest Zijn beeld weer zal doen misvormen.
10. Ik geloof dat het heilsplan door Christus, als God zelf, is in liefde voor de mensheid, maar bovenal een volmaakte liefde is voor Zichzelf en een reiniging van Zijn Eeuwige, door satan besmeurde, Eigenbeeld.
11. Ik geloof in de herschepping als één van het gehele heelal.
12. Ik geloof in de herschepping van het besmeurde godsbeeld; welteverstaan: niet in de herschepping van Zichzelf. Aangezien Hij boven al het bestaan van subjectiviteit en objectiviteit verheven is.
13. Ik geloof in één Geest Gods, die geestelijk doden opwekt door wijze van Zijn drie naturen, achtereenvolgens elkander: door de Vader in recht; door de Zoon als Knecht en door de Geest die vecht. Te verstaan in deze drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid.
14. Ik geloof in de jongste dag, waar de levende geesten het vlees zullen ontmoeten en zullen opstaan uit de graven. Ik geloof in een eeuwig oordeel voor de satan en zijn gedoemden; en in een paradijselijk leven, met een eeuwig voortbestaan van de geest, in rust in de hemel, maar ook in tijdelijke dienst op de nieuwe aarde, achtereenvolgens elkander.
Met vriendelijke groeten, een jongvolwassene.
Antwoord
Dank je wel voor je uitvoerige vraag. Over God en de eeuwige dingen. Daar is heel wat denkwerk aan vooraf gegaan! Wat je schrijft -ik wil in liefde eerlijk naar je zijn- vind ik wel wat verwarrend. Bedoel je met drie Naturen de drie Personen Vader, Zoon en Heilige Geest? En geloof en belijd je dat de Heere Jezus Christus in het vlees gekomen is (1 Joh. 4: 1-6), dat Hij gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, naar de Schriften (1 Kor. 15: 3 en 4)?
Toen ooit Simon Petrus zijn geloof beleed, sprak hij tot de Heere Jezus: “U hebt woorden van eeuwig leven. En wij hebben geloofd en erkend dat U de Christus bent, de Zoon van de levende God” (Joh. 6: 68b en 69).
De Heere Jezus heeft woorden van eeuwig leven; daarom moeten wij bij Hem alleen te rade gaan. Hij zegt: “Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen” (Joh.14: 23a). Het Griekse woord voor “belijden” betekent letterlijk “hetzelfde zeggen”: nazeggen wat de Heere vóór zegt – met mond en hart amen zeggen op wat de Heere in Zijn Woord spreekt.
In het Nieuwe Testament lezen we dat als de eerste gemeenten ontstaan er al spoedig sprake is van ketterijen: mensen die een valse leer verkondigden. Zo waren er die de menswording van de Heere Jezus Christus loochenden en ontkenden dat Hij de Zoon van God was. Zij brachten een ‘eigen evangelie’ zonder kruis: zij wilden niets weten van een verzoening door voldoening – dat God Zijn Eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft als verzoening voor onze zonden (1 Joh. 4: 10). Tegen dergelijke dwaalleer moest steeds weer worden gewaarschuwd en opgetreden.
In Hand. 20: 29 en 30 lezen we van de apostel Paulus: “Want dit weet ik: dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen; en dat uit uw eigen midden mannen zullen opstaan die de waarheid verdraaien om de discipelen weg te trekken achter zich.” En aan Timotheüs schrijft hij, dat hij het Woord moet prediken; dat hij moet weerleggen, bestraffen en vermanen; want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten: “zij zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels” (2 Tim. 4).
Het is dus nodig dat wij onze gedachten toetsen aan het Woord van God en daarbij bidden om de Heilige Geest, Die is de Geest van de waarheid. De Heere Jezus zegt van Hem: “Hij zal u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen” (Joh.16: 13 en 14).
Wij belijden het geloof niet ‘op ons eentje’, maar in gemeenschap met de kerk van alle tijden en van alle plaatsen. In alle tijden is die belijdenis aangevallen en weersproken; ook vandaag gebeurt dat. Daarom was het nodig dat die werd opgetekend. Al in de eerste eeuwen van onze jaartelling ontstonden de Apostolische Geloofsbelijdenis (de twaalf artikelen), de belijdenis van Nicea en de belijdenis van Athanasius. Die vind je alle drie achterin je Bijbel terug. Ook in de tijd van de Reformatie was het nodig dat er werd teruggeroepen naar Gods Woord: sola Scriptura, het Woord alleen. In de 16e en begin 17e eeuw ontstonden daarom de drie Formulieren van enigheid: de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels. Ook die vind je terug achterin je Bijbel. Deze belijdenisgeschriften zijn niet bedoeld als een aanvulling, maar als een leesregel van de Bijbel: een hulpmiddel bij het verstaan van het Woord van God. En dus ook als verdediging van de waarheid van Gods Woord tegenover dwaalleer, ook vandaag!
Zo belijden wij in gemeenschap met de kerk van alle tijden en van alle plaatsen ons algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof. En toetsen wij onze gedachten aan het Woord van God, dat van Hem getuigt: “Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten.” Daarom mag en moet ook jij wat je zelf noemt ‘jouw persoonlijke bevatting van wat je gelooft’ toetsen aan Schrift en belijdenis. Om dichtbij de Waarheid te léven (Joh.14: 6).
Ds. D. M. Elsman
Dit artikel is beantwoord door
ds. D.M. Elsman
- Geboortedatum:16-04-1961
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Rijssen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: