Nadruk op arme zondaars
Ds. W. van Weelden | Geen reacties | 04-11-2016| 14:28
Vraag
Petrus schrijft in één van zijn brieven dat we deel krijgen aan de Goddelijke natuur als wij het verderf, dat er door de begeerte in de wereld is, ontvlucht zijn (2 Petrus 1:4). Dat is nogal wat. Hij lijkt daarmee te zeggen dat wij (onze natuur is immers onszelf) als God worden, nadat wij wedergeboren zijn. Jezus lijkt iets dergelijks te zeggen in Johannes 14:12, als Hij zegt: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader.”
Op andere plaatsen wordt gesproken over een koninklijk priesterschap, meer dan overwinnaars, opgestaan in een nieuw leven, enz. Dat lijkt mij andere taal dan wat ik veel predikanten hoor zeggen, over dat wij maar arme zondaars blijven, alleen maar kwaad kunnen doen enz. Waarom is de prediking in de gereformeerde gezindte zo scheef gegroeid en horen wij bovenstaande bijbelse zaken eigenlijk nooit in de prediking (ook niet in de PKN GB, waar ik vaak kom)? Zijn predikanten bang dat mensen hiermee hoogmoedig worden? Of speelt er wat anders?
Geeft u straatarme Egyptische christenen een onvergetelijke Kerst?
In Egypte is het steeds lastiger om rond te komen. Voedselprijzen rijzen de pan uit. U kunt het verschil maken door een voedselpakket voor een christelijke Egyptische familie te doneren. Heel praktisch willen we hiermee handen en voeten geven aan de opdracht van God om de armen te voeden.
Antwoord
We treffen hier een bijzonder fenomeen aan. Er is een vraag. En die vraag loopt uit op een beschuldiging. We hebben hier dus met een mix te maken. De vraag zoekt bevestiging. Het oordeel zoekt bijval.
Allereerst is er een onoverbrugbare afstand tussen de Schepper en het schepsel. Zoals God tegelijk verheven en nabij kan zijn, is een getuigenis van Gods goedheid, trouw en macht. Er is geen enkele vermenging tussen God en mens. God schenkt en de mens ontvangt (2 Petrus 1:3).
De goddelijke natuur deelachtig worden kan niet worden uitgelegd in de zin dat wij als God worden. De enige die daarover begint is de slang in de hof. Een klassieke onderscheiding in de godsleer is dat God mededeelbare en onmededeelbare eigenschappen heeft. De mededeelbare kan Hij delen met anderen. De onmededeelbare niet. De almachtige God deelt Zijn almacht niet. De goede God deelt Zijn goedheid wel. Hiermee is de denkweg om als God te worden afgesneden. Petrus wijst hier op het goede dat een gelovige ontvangt in een leven met de HEERE. We kunnen het heel scherp zeggen: wie met God leeft, kan niet met de zonde leven. Wie met de zonde leeft, kan niet met God leven. Van Gods kant is dit waarheid. Bij ons ligt het ingewikkelder. Wie een gezonde kijk wil hebben op het leven met de HEERE, die houde zich aan de HC. Het leven der dankbaarheid is een leven uit de verlossing door Jezus Christus. Maar dit leven kent de ellende maar al te goed. Lees zondag 33. Maar de ellende is niet zo dominant, dat het leven in zonde ten onder gehouden wordt. Er is een leven uit de genade door het geloof. Dit leven is een altijd opnieuw zich keren tot God. De kracht van dit geestelijke leven is dus geen zaak van iets dat de mens in huis heeft, maar een zaak van de dingen die door God geschonken worden.
Heilig leven is leven dicht bij de HEERE. Heiligheid is een begrip van plaats. Het leven in dankbaarheid is daarom een afhankelijk leven. Een leven van elke dag Gods aangezicht zoeken. Een leven in gehoorzaamheid aan Zijn Woord. En omdat wij zondige mensen zijn, wordt Gods gebod ons gebed. En wie zo op de HEERE aan leeft, die weet dat er enkel van genade te leven is. Dan wordt wat God schenkt, een weg door het leven (2 Petrus 1:4-8). Het resultaat is dat de kennis van de Heere Jezus Christus het leven stempelt en doorademt. Daarom is Hij het fundament van het christelijk leven.
Is er in de prediking van de gereformeerde gezindte, lees GB, scheefgroei? Deze opmerking is te ruim voor de vraagstelling.
Maar dat er gepreekt wordt dat wij arme zondaars zijn en blijven, is geen scheefgroei te noemen. De genade komt van God alleen. De verzoening is door het bloed van de Heere Jezus alleen. Het geloof is door de krachtdadige werking van God in Christus door de Heilige Geest. Hierbij is er voor de mens enkel een passieve, ontvangende rol.
Wie eenmaal door het geloof leven mag, die zal het bemerken: groter zondaar worden en minder doen. Dit hoort bij dat koninklijk priesterschap. In het spoor van de Heere zien hoe groot en diep en verreikend Zijn verlossingswerk is, ook in ons persoonlijk leven. Groei in het geloof is groeiende afhankelijk en aanhankelijkheid aan Christus, die het al volbracht.
Speelt er wellicht iets anders? Wellicht de terechte vrees dat een mens zich iets aanmeet, wat hij niet bezit. Wij zijn nog lichter dan een veertje. Dat heeft nog een zuchtje wind nodig om omhoog te komen. Wij kunnen het op eigen kracht. Maar Johannes waarschuwt: Hij moet wassen en ik moet minder worden. Wie dat in de praktijk brengt, zal de gereformeerde prediking van harte bijvallen.
Ds. W. van Weelden
Lees ook: Deel krijgen aan de Goddelijke natuur
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. van Weelden
- Geboortedatum:13-11-1956
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oud-Alblas
- Status:Actief