De Witte Duivel
Drs. J. Noordzij | Geen reacties | 11-12-2025| 14:47
Vraag
Ik heb een vraag over een stukje wat ik bij Bunyan gelezen heb in zijn boek "Komen tot Jezus Christus" Hierin schrijft Bunyan:
“De zonde van ongeloof, een witte duivel. Deze zonde kan wel De Witte Duivel genoemd worden, want dikwijls doet zij zich bij haar boosaardige daden in de ziel voor als een engel des lichts. Ja, zij treedt op als was zij een raadsman uit de hemel. Daarom zullen we wat uitvoeriger op deze goddeloos kwaad ingaan.
In de eerste plaats is dit een zonde die -meer dan alle andere- een schijn van redelijkheid heeft in alles wat zij doet. Zij houdt de ziel van Christus verwijderd door haar voor te spiegelen dat zij -zoals het nu met haar is- ongeschikt en onvoorbereid is. Zo zou ze een dieper zondebesef moeten hebben, meer berouw moeten tonen, meer vernedering moeten kennen en het hart zou meer verbroken moeten zijn.
In de tweede plaats is dit de zonde die het meest bij het geweten past. Het geweten van de zondaar die tot Christus komt, zegt hem dat hij niets goeds bezit en dat hij voor tienduizend talenten in de schuld staat; dat hij bovendien een zeer onwetend, blind en hardnekkig zondaar is, die het niet waard is dat Jezus Christus ook maar één keer acht op hem slaat. Zult u het dan wagen -zegt het ongeloof- om in zo'n toestand als waarin u nu bent, tot Jezus Christus te komen?
In de derde plaats is het de zonde die het meest bij ons gevoel past. De zondaar die tot Christus komt, voelt de zonde -allerlei zonden en goddeloosheid- werken in zijn vlees. Hij voelt ook de toorn en het oordeel van God over de zonde en dreigt daar dikwijls onder te bezwijken. Nu kun je zien dat je geen genade bezit, zegt het ongeloof, want wat in je werkt, is je innerlijke verdorvenheid; je kunt ook merken dat God je niet liefheeft, omdat het gevoel van Zijn toorn op je blijft. Waar haal je dan de onbeschaamdheid vandaan om tot Jezus Christus te komen?
In de vierde plaats is het de zonde die meer dan alle andere het beste past bij de wijsheid van ons vlees. De wijsheid van ons vlees meent dat het verstandig is om een poosje te twijfelen, een poosje op een afstand te blijven, een poosje naar beide kanten te luisteren. Zij acht het wijs om niet voorbarig, overijld of ondoordacht te werk te gaan en zo al te gemakkelijk tot Jezus Christus te komen. En met deze wijsheid stemt het ongeloof in.
"Dit is een zonde die een schijn van redelijkheid heeft in alles wat zij doet. Zij houdt de ziel van Christus verwijderd door haar voor te spiegelen dat zij ongeschikt en onvoorbereid is."
In de vijfde plaats is het deze zonde die meer dan alle andere de ziel voortdurend influistert om te wantrouwen aan de trouw waarmee God Zijn belofte houdt aan hen die tot Jezus Christus komen om het leven te vinden. Zij blaast ook wantrouwen in met betrekking tot de bereidheid van Christus om hen te ontvangen en te behouden. En geen zonde kan dit zo kunstig doen als het ongeloof.
In de zesde plaats is het ook deze zonde die altijd gereed staat om tegenwerpingen te maken tegen deze of die belofte, die door de Geest van God tot ons hart gebracht wordt om ons te troosten. En als de arme zondaar die tot Christus komt, daarop niet bedacht is, dan zal zij door een of andere uitvlucht, blijk van geringschatting, list of haarkloverij de belofte snel weer van hem afnemen, zodat hij daarvan maar weinig voordeel zal hebben.
In de zevende plaats is het deze zonde die meer dan alle andere onze gebeden doet verslappen, evenals ons geloof, onze liefde, onze ijver, onze hoop en onze verwachtingen. Ja, zij trekt zelfs in onze geestelijke plichten het hart van God af.
In de achtste plaats, zoals ik zojuist al gezegd heb, manifesteert deze zonde zich in de ziel met zoveel schoonschijnende voorwendsels van veiligheid en zekerheid, dat zij een raadsman lijkt te zijn die door de hemel gezonden is. Zo dringt zij er bij de ziel op aan wijs, behoedzaam, weloverwogen en verstandig te zijn en ervoor op te passen om al te haastig te durven geloven. Wees er eerst zeker van, zo zegt zij, dat God u liefheeft; klem u aan geen enkele belofte vast, totdat u daartoe door God gedwongen wordt; wees ook niet zeker van uw zaligheid, maar twijfel daar steeds aan, ook al is het getuigenis van de Heere dikwijls aan u bevestigd. Leef met door het geloof, maar door het gevoel en wanneer u niet kunt zien of voelen, vrees en wantrouw dan, verdenk alles en twijfel daaraan. Dit is de duivelse raad die het ongeloof geeft, die zó verhuld is onder schoonschijnende voorwendsels, dat zelfs de meest wijze christen deze redeneringen nauwelijks van zich kan afschudden.”
Hoe moet ik dit lezen? In deze woorden waar Bunyan voor waarschuwt herken ik zo vaak de prediking in de rechterflank van onze gezindte die er soms ook wel op gericht lijkt om ons juist af te houden van het geloof.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Wat je in dit citaat van Bunyan ziet, en dat zie je bij veel Puriteinen, is dat zij kenners waren van het menselijke hart. Zij waren meesters in het opsporen van alle uitvluchten die mensen (bewust of onbewust) gebruiken om onder de klem van het evangelie uit te komen. En zij wisten al die tegenwerpingen met Bijbelse argumenten te weerleggen. Daarmee toonden ze zich zielzorgers bij uitstek, want hun doel was hun hoorders tot (het geloof in) Christus te brengen.
Daarbij waren ze zich er ook sterk van bewust dat uiteindelijk onder al die tegenwerpingen ongeloof schuilging. Zo is er een bekende preek van Thomas Boston onder de titel “Ongeloof, de grootste zonde” (in het Nederlands verschenen in de bundel “Die Mij vindt, vindt het leven. Drie preken”).
Het evangelie kan en mag niet vrijblijvend gebracht worden. Daarvoor is de ernst van het leven te groot. De Heere Jezus zelf begon zijn prediking met de woorden: “De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabijgekomen; bekeert u en gelooft het Evangelie” (Markus 1:15) en Johannes schrijft in zijn eerste zendbrief: “En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft” (1 Johannes 3:23).
“Mensen, u mag niet alleen komen, maar u moet komen, zelfs de slechtste van u. U wordt niet alleen verzocht binnen te komen, maar u mag zelfs niet buiten blijven staan.”
Onze belijdenisgeschriften spreken dezelfde taal: “Voorts is de belofte van het Evangelie, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte allen volken en mensen, tot welken God naar zijn welbehagen zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof” (Dordtse Leerregels, hoofdstuk 2, paragraaf 5).
Je schrijft dat de prediking in de rechterflank van de gereformeerde gezindte “er soms ook wel op gericht lijkt om ons juist af te houden van het geloof.” Nu zal de intentie niet zijn om mensen van het geloof af te houden. Maar ik begrijp goed wat je bedoelt. Om verschillende redenen komt de rijkdom van het evangelie in de prediking regelmatig onvoldoende naar voren. Soms omdat de verkiezing de prediking beheerst. Dan weer omdat men vast zit in een ‘bevindelijk systeem’ en men precies weet ‘hoe God een mens bekeert’. Soms ook uit angst voor oppervlakkigheid.
Tegelijk geldt: het is een afwijken van de lijn van de Schrift en van onze belijdenis. Soms begrijp ik het ook niet. Diezelfde predikanten bevelen namelijk Andrew Gray en James Durham, Thomas Boston en de Erskines en iemand als McCheyne hartelijk aan om te lezen. Terecht! Maar ze lijken er in de verkondiging van het evangelie geen voorbeeld aan te nemen.
Wat jou betreft: blijf in het spoor dat door Bunyan getekend wordt in “Komen tot Jezus Christus”. Er is plaats voor zondaren in Christus’ huis. Met een citaat uit een andere prekenbundel van Boston: “De Heilige Geest is gereed en zegt tot u: Kom. Het huwelijkscontract is klaar, het verbond is opgemaakt; u behoeft niets meer te doen dan uw naam eronder te zetten. De huwelijksmaaltijd is gereed; er ontbreekt niets dan alleen uw toestemming.” Je kunt dit vinden in “En nog is er plaats. Drie preken” (pagina 21). In hetzelfde boekje staan preken onder de titel “Evangeliedwang” en “Christus eist toegang tot zondaarsharten”. In de preek over “En dwing hen in te komen” (Lukas 14: 23b) schrijft Boston: “Mensen, u mag niet alleen komen, maar u moet komen, zelfs de slechtste van u. U wordt niet alleen verzocht binnen te komen, maar u mag zelfs niet buiten blijven staan.” En in de derde preek klinkt het: “Werp de deur van uw hart met kracht open, ja wijd open, voor de Koning der ere. Zie, Hij komt in de prediking van het Evangelie en in het heilig sacrament, en eist toegang tot uw hart. Laat Hem niet langer aan de deur staan…”
Geloof dit evangelie en je zult zalig worden.
J. Noordzij
Lees ook:
- 'Komen tot Jezus Christus' (ds. Elsman)
- 'Komen tot Jezus Christus' - John Bunyan' (ds. van der Kraan)
Dit artikel is beantwoord door
Drs. J. Noordzij
- Geboortedatum:05-01-1964
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Barendrecht
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Functie: docent(opleider) & ouderling
Bekijk ook:





