De verborgen dingen zijn voor de HEERE

Beste dominee Van den Brink. De tekst “De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen” wordt in een interview ook door u aangehaald om daarmee aan te geven dat wij ons niet hoeven af te vragen of we uitverkoren zijn (dat is voor ons verborgen) maar ons mogen en moeten houden aan wat God ons zegt (openbaart). Dáár hebben we mee te maken: “En dit is mijn bevel, namelijk dat u gelooft.../Kom tot Mij...”, enzovoort. Ik hoop dat ik het zo goed samenvat. Dit is in onze beleving ook essentieel.

Toen wij deze tekst vandaag lazen in Deuteronomium 29 vers 29 (met erop volgend “tot in eeuwigheid, om al de woorden van deze wet te doen”) en de context overwegend, vroegen we ons af of bovenstaande dan wel echt de juiste exegese zou zijn en waarom dit hoofdstuk op deze manier afgesloten wordt. Wat betekent deze tekst in het hele verband van de toespraak van Mozes tot het volk Israël? Blijft de genoemde uitleg dan toch gewoon staan? We hopen dat u wat duidelijkheid kunt geven.

Beste vragensteller,

In dit hoofdstuk hebben zegen en vloek geklonken. Zegen voor wie Gods geopenbaarde geboden hoort en naleeft, vloek voor wie Gods geboden veracht. Deuteronomium 29 vers 22-28 lijkt ervan uit te gaan dat de genoemde vloeken ook daadwerkelijk zullen komen. Echter, niet omdat God niet machtig genoeg was om Zijn volk te beschermen tegen het kwaad! Zelfs de heidenen zullen weten wat de oorzaak van hun ellende is: “Omdat zij het verbond van de Heere de God van hun voorouders hebben verlaten” (Deuteronomium 29:25).
 
Daarna volgt het bekende vers 29. Dit vers zegt: de toekomst is voor ons verborgen. Er is ook geen noodlot of noodzaak dat ons onvermijdelijk in de ellende brengt. Houd je eenvoudigweg aan wat God heeft gezegd en bevolen en het zal je wel gaan.

Mogen we dit vers betrekken op Gods eeuwige besluiten voor zover die voor ons verborgen zijn? Ik denk het wel. Want ook daar kan dezelfde verleiding opkomen als destijds bij het volk Israël, namelijk om een andere reden te zoeken voor wat ons overkomt en God de schuld te geven van wat wij aan onszelf te danken hebben als wij ongehoorzaam zijn.
 
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink