Vroeger waren er nog bekeerde mensen
J. de Wit | 2 reacties | 04-09-2025| 10:18
Vraag
Ik lees “De weg des Heeren” van Boston, waarin Thomas' levensloop wordt beschreven. Naar aanleiding hiervan, leven er twee vraagstukken bij mij.
1. In onze gemeente (Oud Gereformeerde Gemeenten) wordt weleens de gedachte uitgesproken dat "er vroeger nog bekeerde mensen waren." Je kon ze zo aanwijzen op het dorp, zegt men dan. Nu zijn die mensen er praktisch niet meer, is dan de conclusie. God heeft onze gemeente verlaten. We kunnen wel bidden om vergeving van zonden, maar ‘statistisch gezien’ heeft dat in onze gemeente weinig effect. Volgens mij was het vroeger vooral duidelijker wie een echte gelovige was, omdat het makkelijker was om niet werelds over te komen. Nu is dat lastiger vanwege allerlei moderne communicatiemiddelen. Maar nu lees ik dus Boston en dan zie ik hoe diep het geloof in die mensen, en in Boston zelf, zat. Dat brengt me aan het twijfelen: zijn die claims dat er geen gelovigen meer zijn dan waar? Iedereen is zo lauw vergeleken met die mensen uit die tijd; terwijl dat ook maar mensen waren.
"Zijn die claims dat er geen gelovigen meer zijn dan waar? Iedereen is zo lauw vergeleken met die mensen uit die tijd."
2. Boston laat merken hoe hij het geloof in zijn leven merkt. Hij wéét dat hij zaligmakend geloof heeft. Hij eigent het zich toe. Zelf ben ik hier bang voor om dat te doen. Ik weet niet hoe het 'voelt' om te geloven. God werkt natuurlijk anders in elk mens, misschien wordt de een meer overtuiging geschonken dan de ander. Maar dan toch (zeker in onze gemeente, avondmaalgang onder de 5 procent), weet ik niet wanneer ik me het geloof mag toe-eigenen.
Antwoord
Bedankt voor je vraag! Ik vind dit een hele goede vraag. Maar eerlijk gezegd heb ik er behoorlijk mee geworsteld om een antwoord te kunnen geven. Niet alleen omdat de vraag bij mijzelf ook leeft, maar ook omdat ik het probleem herken in mijn eigen leven: Ook ik moet mijzelf zo vaak aanklagen vanwege geestelijke lauwheid. Ik wil mijn eigen overwegingen delen, in antwoord op je vraag, maar wel met de nodige bescheidenheid.
Je geeft aan dat je vaak te horen krijgt dat er tegenwoordig nauwelijks echt geestelijk leven meer te bespeuren is. Dit in tegenstelling tot vroeger, toen men Gods kinderen overal kon aanwijzen. Dit is een constatering die in bepaalde reformatorische kringen vaker wordt gedaan. Ik wil daar graag een aantal dingen over opmerken.
Allereerst vraag ik me bij deze constatering altijd af wat men precies onder een kind van God verstaat. Het ‘vroeger’ waar men naar verwijst gaat in deze gevallen vaak over een tijd waarin mensen nog veel samenkwamen in gezelschappen, om over hun geestelijke ervaringen te spreken. Deze ervaringen gingen in bepaalde kringen een heel belangrijke rol spelen. Ze werden het grote kenmerk van echtheid. Het lastige bij ervaringen is echter dat je ze niet echt kunt toetsen. Je kunt alleen maar afgaan op de woorden die iemand gebruikt, terwijl het onmogelijk is om te weten welke ervaringen er precies met die woorden worden beschreven. Twee mensen met verschillende ervaringen kunnen dezelfde woorden gebruiken, maar niemand kan weten dat er verschillende ervaringen mee worden bedoeld. Het gevolg was nogal eens dat degenen die het meest bedreven waren in het kiezen van de juiste woorden gezien werden als de meest gevorderde gelovigen. En niet zelden gingen de woorden van zo’n persoon ook een eigen leven leiden, waardoor ze als het ware steeds meer werden opgeblazen.
Ik heb een vrouw gekend die zelf een graag geziene gast was in gezelschapskringen. Veel mensen keken tegen haar op. Maar zelf sprak ze niet graag over haar geestelijke ervaringen. Ze had geleerd dat mensen er vaak mee aan de haal gingen. Ze vertelde me wel eens dat ze veel mensen had gekend die in de bekende levensbeschrijvingen uit onze kring staan beschreven. Ze hield niet van die boekjes, zei ze. Want nogal eens werd er schromelijk overdreven. De ervaringen werden aangedikt. Zo had ze het hen zelf niet horen vertellen. En bovendien werden de negatieve kanten van deze mensen meestal verzwegen; terwijl ze genoeg mensen had gekend die in hun gedrag lang niet altijd zo voorbeeldig waren.
De klacht waar jij over spreekt zou dus zomaar te maken kunnen hebben met een bepaalde romantisering van het verleden. Dat betekent echter niet dat de klacht niet helemaal terecht is. Daar kom ik straks nog op terug. Eerst iets anders. De vraag die dit alles oproept is: wanneer is iemand nu eigenlijk een waar gelovige? Als we ervaringen niet kunnen toetsen, wat is dan wel een betrouwbare toetssteen voor het ware geloof?
"De meeste mensen die tobben met geloofszekerheid doen dat omdat ze de aard van het ware geloof niet begrijpen."
Dit brengt me vanzelf bij jou tweede vraag: Je worstelt met zekerheid over je zielenheil, want je “weet niet hoe het ‘voelt’ om te geloven.” Ik moet denken aan het boek van de puritein William Guthrie, “Des christens groot interest” (een absolute aanrader!). Guthrie merkt op dat de meeste mensen die tobben met geloofszekerheid dat doen omdat ze de aard van het ware geloof niet begrijpen. Dat idee krijg ik ook bij jou.
Het zaligmakende geloof, zoals de Bijbel het beschrijft, is niet in de eerste plaats een geloof in bepaalde waarheden; al hoort dat er natuurlijk wel bij. Je wordt niet in de eerste plaats opgeroepen om te geloven dat je behouden bent, of zelfs te geloven dat je gelooft. Het Bijbelse geloof is in de eerste plaats het geloof in een Persoon. Dat idee kennen wij ook in ons dagelijks spraakgebruik. Ik kan bijvoorbeeld zeggen: Ik ga naar de dokter, want ik geloof in die man. Ik geloof dat hij betrouwbaar en competent is en daarom vertrouw ik mijzelf aan hem toe en doe ik wat hij mij zegt.
Zo is het ook met het zaligmakende geloof. Het is het geloof in Jezus Christus. Het geloof waardoor je ervan overtuigd bent dat Hij de waarheid spreekt en doet wat Hij belooft. En omdat je dat gelooft vertrouw je jezelf aan Hem toe en gehoorzaam je Zijn stem. Of je geloof echt is of niet wordt dus niet bepaald door wat je voelt of wat je ervaart. Het wordt bepaald door de vraag wie Jezus voor je is. Mijn vraag aan jou is daarom: Geloof je dat Jezus de waarheid spreekt? Dat Hij de Zoon van God is, de Enige die ons van onze zonden kan verlossen? Als je dat gelooft dan ga je ook naar Hem toe, om je aan Hem toe te vertrouwen om je zonden weg te nemen. Je zult niet worden afgewezen als je dat doet. Dat kan niet. Dat heeft Hij zelf beloofd.
"Of je geloof echt is of niet wordt dus niet bepaald door wat je voelt of wat je ervaart. Het wordt bepaald door de vraag wie Jezus voor je is."
Het valt me op in jouw vraag dat je spreekt over een bepaalde ‘overtuiging’ die ‘geschonken’ wordt. Dat geeft mij het vermoeden dat jij vooral op zoek bent naar een bepaalde openbaring waardoor jij kunt weten dat je het geloof bezit. Dit is een fout die vaak wordt gemaakt. We zijn zo gefocust op ons eigen geloof en onze eigen ervaringen dat we Christus uit het oog verliezen. Dit is vaak de reden waarom mensen altijd maar blijven tobben: ze zijn altijd maar bezig met rondjes draaien om zichzelf, om hun eigen gevoelens en ervaringen, en daarom zijn ze niet gericht op Christus. Ik heb het idee dat ik iets daarvan ook proef in jouw vraag. Je schrijft dat je het geloof wilt toe-eigenen. Maar is het niet veel belangrijker dat je Christus toe-eigent? Of, zoals het doopformulier het zegt, dat de Heilige Geest je toe-eigent wat je in Christus hebt?
Het heil, de zaligheid die God schenkt, is niet jouw geloof, het is Christus en Zijn weldaden. En je ontvangt het door het geloof, door je toe te vertrouwen aan Hem. Daarom, in plaats van almaar te piekeren of je wel echt gelooft, moet je eenvoudig de omgang zoeken met Christus. Zoek Hem in Zijn Woord, onder de prediking en in het gebed. En bid of je Hem mag leren vertrouwen. Dan zal de Heilige Geest de zekerheid van het geloof ook laten groeien in je hart.
Met het bovenstaande in het achterhoofd, kom ik toch nog even terug op je eerste vraag. Waren er vroeger niet veel meer mensen die dicht bij de Heere leefden? Ik ben bang dat dit toch wel zo is. Maar het is niet zo dat wij daar niets aan kunnen doen, zoals in jouw gemeente (en elders) wordt gesuggereerd. De schuld hiervan ligt bij ons. We gaan te weinig om met Christus en we leven te weinig bij het kruis. Als er geen dagelijkse omgang is met het kruis, wordt het christenleven vlak. Dan krijgt de wereld bezit van ons hart. Wat is hiervoor het medicijn? Daar valt van alles over te zeggen, maar in de eerste plaats is dit de heldere prediking van het evangelie, de verkondiging van Christus. Daarom moet een ambtsdrager die een gebrek aan geestelijk leven signaleert, in de eerste plaats zichzelf onderzoeken: leef ik zelf dagelijks in de omgang met het kruis? Ken ik de vreugdevolle omgang met de Heere Jezus? En bevorder ik de zuivere prediking van het evangelie? Waar het evangelie zuiver wordt verkondigd, daar gaat Christus aan het werk. Dat kan niet anders.
Ik hoop dat mijn antwoord je verder helpt. Ik wens je veel vreugde toe in de omgang met de Heere Jezus en het dagelijks groeien in het kennen en vertrouwen van Hem!
J. de Wit
Dit artikel is beantwoord door
J. de Wit
- Geboortedatum:14-06-1989
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Berkenwoude
- Status:Actief

Bijzonderheden:
Pastoraal medewerker en student aan het Hersteld Hervormd Seminarie
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
De brief aan Diognetes zegt het zo mooi (150 na Christus, over vroeger gesproken):
"De christenen onderscheiden zich niet van andere mensen door taal, vaderland of kledij. Zij wonen immers nergens in eigen steden, gebruiken geen afwijkend dialect en leven. Zij wonen in steden van Grieken en barbaren, zoals aan ieder het lot beschoren was en zij leven volgens de zeden van het land, wat betreft kledij, voeding en andere levensomstandigheden.
en hij vervolgd hoe je ze wel kunt herkennen:
Zij worden bespot en ze zegenen. Ze worden beledigd en bewijzen eer aan zij die hen beledigen.
Als jouw dominee stelt dat God jullie gemeente heeft verlaten, vind ik dat echt een heel ernstige uitspraak. Ik zou hem eillen vragen waarom hij er zelf nog blijft. God trekt Zich niet zomaar weg, dan moet er echt heel erg veel mis zijn in jullie kerk. Waarom zou je op een plek zijn (zeker wanneer dit een kerk is), waar God niet is? Dan kan je net zo goed de kroeg in gaan.
De Heere Jezus zei: U geschiedde naar uw geloof.
En Hij verliet Nazareth vanwege het ongeloof wat Hij daar aantrof en deed er niet veel kracht…