Uitzien naar wederkomst - lakmoesproef voor waar geloof
Ds. J.A.J. Pater | Geen reacties | 09-07-2025| 15:44
Vraag
Een overdenking van John Piper zet me aan het denken. Waar geloof of schijngeloof?
“Zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid (Hebreeën 9:28). De vraag voor ons allemaal is: zijn wij begrepen in de ‘velen’ van wie Hij de zonden wegdroeg? En zullen wij behouden worden als Hij komt ‘tot zaligheid’? Het antwoord van Hebreeën 9:28 is een ‘ja’ voor degenen die reikhalzend naar Hem uitzien. We kunnen weten dat onze zonden weggedragen zijn en dat we niet bang hoeven te zijn voor het oordeel als we zodanig op Christus vertrouwen dat we Zijn komst verwachten en uitzien naar Hem. Er zijn ook schijngelovigen die beweren in Christus te geloven, terwijl hun geloof in feite vooral functioneert als een verzekering tegen brand. Ze geloven alleen om aan de hel te ontkomen. Ze zien niet echt uit naar Christus. Integendeel, ze hebben eigenlijk liever dat Hij niet komt, zodat ze nog zoveel mogelijk aards plezier kunnen beleven. Iemand die zo gelooft, is niet verbonden aan Christus, maar aan de wereld. De vraag voor ons is dus: zien we uit naar de komst van Christus? Of willen we liever dat Hij nog even wacht, zodat we nog even kunnen genieten van onze liefdesrelatie met de wereld? Dat is de lakmoesproef voor een waar geloof. Laten we daarom zijn zoals de Korinthiërs, die de openbaring van onze Heere Jezus Christus verwachtten (1 Korinthe 1:7), en als de Filippenzen, die uitzagen naar de tweede komst van de Zaligmaker, omdat hun burgerschap al in de hemel was (Filippenzen 3:20). Daar gaat het om. Zien we uit naar Zijn komst? Of hebben we de wereld lief en hopen we dat Zijn komst onze plannen niet doorkruist? De eeuwigheid staat op het spel.”
Het is een helder en duidelijke vraag van Piper. Toch maakt het me onrustig omdat ik van beide kanten weet. Het ene moment kan ik er naar verlangen, het andere moment ervaar ik dat weinig of niet en geniet ik vooral van de dingen die ik van Hem krijg. Helaas neigt mijn hart nog te vaak naar de wereld maar is dat juist niet de strijd hier op aarde? Tussen de oude en nieuwe mens?
Antwoord
Beste onrustige vraagsteller,
"Ben je iemand die écht uitziet naar de komst van Christus? Als dat zo is dan heb je een waar geloof. Of heb je liever niet dat Hij komt, maar wil je nog zoveel mogelijk aards plezier beleven? Als dat zo is dan heb je een schijngeloof."
Deze vraag maakt je onrustig. Dat is niet erg, als die onrust maar naar de Heere Jezus toe brengt. Ook als je misschien bang bent dat je niet het ware geloof hebt. Want dan kan het toch vandaag nog het ware geloof worden.
Als jij deze vraag beantwoordt dan zeg je: Het ene moment kan ik verlangen naar Christus' komst, maar het andere moment ervaar ik dat verlangen weinig of niet. Dan geniet ik vooral van de dingen die ik van Hem krijg. Nu vraag je: Is dit de strijd tussen oude en nieuwe mens?
Nee, niet helemaal. Dat je het ene moment een bepaald verlangen ervaart en het andere moment een bepaald verlangen niet ervaart, is niet de strijd tussen oude en nieuwe mens. De strijd tussen oude en nieuwe mens is dat je tegelijk twee tegengestelde verlangens hebt. Zo schrijft de Bijbel erover in Romeinen 7:14-26 en Galaten 5:17-18.
Het ware geloof is niet zonder ervaring. Maar er kunnen allerlei ervaringen zijn zonder het ware geloof. De inhoud van de ervaring doet er toe. Dus ik zou je over die momenten waarop je verlangen mag ervaren willen bevragen. Hoe ben je aan dat verlangen gekomen? Wanneer ervaar je dat? Wat ervaar jij als je dat verlangen ervaart? Wat ervaar je als je dat verlangen niet ervaart? Waar verlang je precies naar? Waarom verlang je daarnaar? Werkt dat verlangen ook iets uit in je leven? Dat maakt wel uit.
Maar nu weet ik niet over het ervaren van verlangens helemaal is waar de schrijver van de brief aan de Hebreeën het over heeft. Zeker de laatste woorden van Hebreeën 9:28 kun je zo vertalen: “die Hem vurig verlangend verwachten tot zaligheid.” Het is dus terecht om hier over verlangen te spreken. Maar, en dan komt het, wel als iets wat hoort bij verwachting.
Hem verwachten is, dacht ik, niet een moment ervaren van gevoelens van verlangen. Hoewel dat er zeker bij hoort. Maar heeft verwachten niet veel meer te maken met een levenshouding? Verwachting heeft zekerheid in zich. Hij komt die ik lief heb. Als een vrouw veel van haar man houdt en hij is op zakenreis maar ze weet niet precies wanneer hij thuis komt, hij kan elk moment komen, dan is het zeker waar dat ze op bepaalde momenten meer het verlangen naar hem voelt dan op andere momenten, maar ze verwacht hem voortdurend. Snap je?
De kanttekening schrijft: die Hem verwachten, namelijk door geloof en hoop! Ze verwijzen naar 2 Timotheüs 4:8, waar het gaat over hen die Zijn verschijning hebben lief gekregen. Hem verwachten is actief. Het is een actieve levenshouding die ontstaat en bepaald wordt door geloof, hoop en liefde. Als onze verwachting ontbreekt dan moeten we inderdaad naar ons geloof, naar onze hoop en onze liefde kijken.
En dan wil ik nog even terugkomen bij je vraag over de strijd tussen vlees en geest. Je schrijft: “Helaas neigt mijn hart nog te vaak naar de wereld.” Als je dat schrijft, denk jij dan dat je hart minder naar de wereld gaat neigen? Het punt is dat ons oude hart altijd naar de wereld neigt. Maar staat daar nu iets tegenover? Staat daar tegenover dat je hart naar de Heere neigt. En die strijd wordt dus niet minder. Hoe meer geloof, hoop en liefde je hart vervullen, hoe zwaarder de strijd wordt. Maar hoe meer je ook hijgt naar het einde van de strijd, naar Zijn komst.
En dan nog iets. Je schrijft: “Dan geniet ik vooral van de dingen die ik van Hem krijg.” Maar “zoveel mogelijk aards plezier willen beleven, de wereld liefhebben en wensen dat de Heere Jezus niet terug komt” waar Piper het over heeft is toch ook iets anders is dan genieten van de dingen die de Heere geeft? Als het goed is ziet een kind van de Heere meer en meer uit naar de wederkomst van de Heere Jezus. Maar de meeste van Gods kinderen zitten niet in het klooster, maar hebben een leven waarin van alles op hen afkomt. In dat leven geeft de Heere ons allerlei goede gaven. We mogen daar ons hart niet opzetten, maar we mogen die gaven ook niet verachten. Paulus zegt in 1 Timotheüs 6:17 dat we onze hoop niet moeten stellen op rijkdom, op alles wat de Heere geeft, maar dat we onze hoop hebben te stellen op den levenden God, “Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten.” Blijkbaar mag je dus ook Hem danken voor zijn goede gaven en daar zélfs van genieten. Paulus schrijft in 1 Timotheüs 4:4: “Want alle schepsel Gods is goed, en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde.” We mogen wat de Heere schenkt met dankbaarheid ontvangen en genieten, maar dan wel ziende op Hem. Dit is een heilige kunst die alleen de Heilige Geest je kan leren.
Het probleem is inderdaad dat wij vanuit onszelf opgaan in de dingen van deze wereld. “We zijn geneigd”, zegt Calvijn, “tot een beestachtige liefde tot de aarde.” Een beest denkt nergens over en leeft alleen bij wat hier en nu voor in zijn gezichtsveld komt. Door de kennis van de Heere Jezus Christus wordt dat anders. Hoe meer je de Heere Jezus en door Hem God de Vader mag kennen, hoe meer alle dingen in je leven in Zijn licht komen te staan. Dan krijgen alle gaven van Hem steeds meer de goede plaats in ons leven. Dan zien we wat de Heere geeft niet meer los van Hem.
Dat geeft bevrijding en vreugde. Van nature zoeken we ons geluk in de dingen en mensen om ons heen. Hoe meer je de vreugde in God door Christus leert kennen, hoe meer alles in dat licht komt te staan. Dan zeg je: “Ik heb mijn God, dat is genoeg, ik wens mij niets daarnevens (daarnaast).”
Dan zijn er veel dingen die minder belangrijk voor je worden. De Heere kan je zeker losser maken van deze wereld. Dat is bevrijdend! Je wordt bevrijd van de kramp van halen, hebben, houden, en ook van moeten genieten. En juist als je er niet meer zo aan vast zit, dan kun je de Heere er zo hartelijk voor danken. Als je jezelf kent en de Heere kent dan is het kleinste wat je krijgt zo groot.
Tegelijk kom je er ook weer hoe langer hoe meer achter hoe vast je nog aan de dingen van de wereld zit en dan zeg je ook met verdriet: “ik wist niet dat mijn tere ziel nog zoveel van dit aardse overhield.” En dan zeg je weer: “Wijk werelds gewemel, ik moet naar de hemel. Verhinder me niet. Weg zonden! Zwijg lusten! Ik wil hier niet rusten! In 's vijands gebied!” Dat is precies die twee-mens.
Van harte wens ik jou en mijzelf toe dat we meer en meer mogen uitzien naar de wederkomst van de Heere Jezus, want als Hij komt, dan zal Zijn eer volkomen zijn.
Ds. J. A. J. Pater
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J.A.J. Pater
- Geboortedatum:09-11-1976
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Doornspijk
- Status:Actief
