Bespreking van Saldenus in proefschrift ds. Mulder

Ds. G.A. van den Brink / Geen reacties

25-01-2024, 15:50

Vraag

Een vraag aan ds. G. A. van den Brink. Ds. G. W. S. Mulder schrijft in zijn pas verschenen proefschrift “Tussen tekst en toepassing”, op pagina 169 bij Guiljelmus Saldenus:

“Degenen die God niet dienen met een vernieuwd gemoed, moeten vanuit de Wet worden vermaand; degenen die de Heere vrezen, moeten vanuit de weldaden van het Evangelie worden bemoedigd en aangespoord. De dienaar moet duidelijk maken wie van de luisteraars hij op het oog heeft. Al zijn de hoorders mogelijk merendeels onbekeerd, toch moet de prediker de meeste aandacht geven aan de wedergeborenen. Te veel spreken vanuit de Wet maakt de onbekeerden niet begerig naar Gods heil en kan de kleingelovigen gemakkelijk ontmoedigen. Het spreken vanuit Gods weldaden tot de ware gelovigen opent het meeste perspectief.”

Deze gedachte dat de wet voor de onbekeerde is en het evangelie enkel en alleen geldt voor de gelovigen, kom je ook bij dr. C. Steenblok tegen. Zijn er meerdere gereformeerde theologen die deze opvatting over wet en evangelie toegedaan zijn en waarop C. Steenblok zich kon beroepen? Is dit ook een koerswijziging ten opzichte van de hoofdstroom in de gereformeerde theologie?


Antwoord

Beste vragensteller,

Het viel me meteen op dat ds. Mulder niet nauwkeurig naar de relevante passages in Saldenus’ geschrift (Concionator Sacer) verwijst. Ik heb zodoende behoorlijk moeten zoeken in het origineel om te achterhalen hoe hij tot het vermelde citaat komt. Toen ik het Latijn had geraadpleegd, werd mij het volgende duidelijk. Er kunnen zich, aldus Saldenus, drie onderscheiden situaties voordoen. 

(1) Soms heeft de prediker onbekeerde mensen voor zich, en dan spoort hij hen vooral op wettische wijze aan. Daarmee bedoelt Saldenus dat ze door de schrik des Heeren worden bewogen tot geloof (2 Korinthe 5:11). 

(2) Soms heeft de prediker bekeerde mensen voor zich, en dan spoort hij hen vooral op evangelische wijze aan. ‘De liefde van Christus dringt ons, omdat wij oordelen dat als Eén voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn’ (2 Korinthe 5:14). 

(3) Tijdens een samenkomst kunnen de bekeerden moeilijk van de onbekeerden worden onderscheiden. In die situatie moet de prediker zich vooral richten op de bekeerden. Want als hij dan te veel de wet zou preken, zou hij de harten van de bekeerde mensen te veel in verwarring brengen.
Saldenus zegt (Concionator, 95-96) dat de dienaar de prediking van de Wet niet moet weglaten, maar hij moet niettemin voortdurend meer vertrouwd zijn met de evangelische boodschap. Het is beter de naam van dienaar van het Evangelie te dragen, dan dienaar van de Wet. Want de prediking van het Evangelie vindt plaats omwille van zichzelf, de prediking van de Wet (in zoverre ze de schrik in de ziel teweegbrengt) slechts omwille van het Evangelie. Vervolgens zegt Saldenus dat de onbekeerden en hypocrieten door de prediking van het Evangelie weliswaar in hun gevaarlijke luiheid worden versterkt, maar dat zij dan maar zo. Zelfs als het merendeel van de toehoorders onbekeerd is, moet vooral het Evangelie worden gepreekt. Alle (!) hoorders moeten met evangelische motieven worden aangespoord, aldus Saldenus. De ene wil dit wel, de andere niet. Dat ligt voor de verantwoording van de hoorders (p. 95-98). 

De visie van Steenblok dat de wet voor onbekeerden is bedoeld en het Evangelie voor de bekeerden, tref je niet bij de gereformeerde theologen van de 17e eeuw aan — wel overigens bij de antinomianen.
 
Met de bespreking van Saldenus in het boek van ds. Mulder is iets merkwaardigs aan de hand. Niet minder dan 12 pagina's (blz. 166-177) in zijn dissertatie worden aan Saldenus’ Latijnse boek gewijd, zonder dat er ook maar één voetnoot is opgenomen die naar de inhoud van het geschrift verwijst. Ik vrees dat de schrijver geen Latijn beheerst, gezien het feit dat hij de titel helemaal verkeerd vertaald heeft. Zijn weergave van de inhoud van het boek lijkt een parafrase te zijn van de samenvatting die G. van den End in diens dissertatie uit 1991 over Saldenus gegeven heeft. Ik ben in Mulders proefschrift niets over Saldenus’ geschrift tegengekomen wat niet eveneens in het werk van Van den End staat.

Hier volgt, ter vergelijk, het fragment uit Van den End (blz. 74): “Heel goed moet volgens Saldenus bij dit gebruik het onderscheid tussen de hoorders in acht worden genomen. Als zij tot nu toe niet wedergeboren zijn en nog bekeerd moeten worden, dan moeten meer de motieven van de wet naar voren worden gebracht, waardoor hun ellendige staat buiten Christus, ja zelfs hun onvermijdelijk verderf, hun grondig bekend wordt, en zij door de schrik des Heeren bewogen worden tot het geloof. Maar als zij al wedergeboren en bekeerd zijn, moeten meer de evangelische motieven naar voren gebracht worden, motieven die meer ontleend zijn aan de weldaden van God.

Tegelijk ligt hier voor Saldenus een spanningsveld. Hij merkt namelijk op dat in een gewone samenkomst de bekeerden moeilijk van de onbekeerden zijn te onderscheiden. Daarom acht hij het beter meer rekening te houden met de vromen en de bekeerden dan met de onbekeerden en de goddelozen. Het is dan ook beter niet zo veelvuldig met de bliksem van de wet te slingeren omdat zo, terwijl wij denken dat de harten van de onbekeerden op die manier beroerd worden, de harten van de bekeerden en van hen die verslagen zijn, al te zeer in verwarring worden gebracht en geheel ontmoedigd worden. Hoewel de prediking van de wet niet moet worden nagelaten, zijn wij toch allereerst predikers van het evangelie. De prediking van het evangelie is trouwens op zichzelf prediking van de wet voorzover zij namelijk vrees inboezemt juist vanwege het evangelie.

Ook het motief dat in de kerk door elkaar genomen meer huichelaars en onbekeerden zijn, en dat zij misschien vervallen in traagheid en een allergevaarlijkste zorgeloosheid, mag ons er niet toe brengen de evangelische motieven na te laten. Ook al is het deel van de onbekeerden misschien groter in de zichtbare kerk, toch moet de preek meer gericht zijn op het deel van de bekeerden, dat altijd beter en edeler is. Laat de dienaar bij het gebruik van de evangelische motieven steeds helder en tevoren zeggen voor wie van zijn hoorders hij deze dingen bedoelt.”

Alles wijst erop dat Mulder het boek van Saldenus niet bestudeerd heeft, hoewel hij de indruk wil wekken dat wel te hebben gedaan. Er zijn nog meer aanwijzingen dat niet Saldenus' geschrift maar de samenvatting van Van den End de basis is van het hoofdstuk over Saldenus. Mulder verwijst (evenals Van den End) naar de zeer zeldzame editie van 1677 en niet naar de veel algemenere editie van 1678. Hij vermeldt niet (evenmin als Van den End) dat de editie van 1678 een andere titel had dan de uitgave van 1677. Enkele keren schrijft Mulder “volgens Van den End...”, terwijl wat er dan volgt gewoonlijk letterlijk in het boek van Saldenus zelf staat. Dat maakt duidelijk dat Mulder de bron zelf niet heeft onderzocht.

Ook inhoudelijk wijkt hij regelmatig af van Saldenus. Bijvoorbeeld: waar Mulder het over kleingelovigen heeft, spreekt Saldenus gewoon over gelovigen. 

Ik heb niet uitvoerig onderzocht of Mulder andere werken (o.a. van Martinus, Knibbe, Lampe) wel in het Latijn heeft gelezen. De steekproef die ik deed met het boek van Knibbe was teleurstellend: in de dissertatie wordt soms een evident onjuiste weergave gegeven van wat Knibbe zegt. De bespreking van Lampes Latijnse werk omvat 12 pagina's (blz. 246-257), en ook hier geen enkele verwijzing naar het geschrift. Als Mulder inderdaad (zoals ik vermoed) geen Latijn beheerst, kan hij ook deze geschriften niet nauwkeurig en zelfstandig hebben bestudeerd.  

Bij geschriften waarvan er een Engelse vertaling bestaat (Hyperius en Hemmingius), verwijst Mulder in de voetnoten naar de Engelse vertaling en niet naar het Latijnse origineel. Daarmee wekt hij opnieuw de indruk dat hij de originele Latijnse tekst niet heeft gelezen. 

Ik vond een voetnoot waarin Mulder naar de Latijnse tekst van Hyperius verwijst (blz. 47 noot 134), maar de verwijzing klopt niet; de verwijzing komt wel precies overeen met die in een boek van Van 't Spijker over Hyperius. Van 't Spijker heeft een andere editie gebruikt dan die Mulder zegt te hebben gebruikt (Mulder verwijst naar de editie van 1614, maar die bestaat niet). Dus Mulder heeft niet Hyperius geraadpleegd, maar simpelweg de voetnoot van Van 't Spijker gekopieerd. 
 
Mulder heeft bijna 40 Latijnse titels in zijn bibliografie opgenomen. Hoeveel daarvan heeft hij geraadpleegd, laat staan gelezen, laat staan bestudeerd...?  Daarnaast komen er titels in de bibliografie voor, die in de dissertatie niet voorkomen. Waar heeft hij die vandaan? 

Kortom, Mulder heeft ondeugdelijk en onwetenschappelijk werk geleverd. Hij weet dat hij Saldenus (en wellicht ook meerdere andere auteurs) zelf niet heeft bestudeerd alhoewel hij de suggestie wekt dat wel te hebben gedaan.  Dat is een ernstige zaak, een academicus onwaardig. 

Met vriendelijke groet,
Dr. G. A. van den Brink

Dit artikel is beantwoord door

Ds. G.A. van den Brink

  • Geboortedatum:
    05-01-1974
  • Kerkelijke gezindte:
    Hersteld Hervormd
  • Woon/standplaats:
    Apeldoorn
  • Status:
    Actief
242 artikelen
Ds. G.A. van den Brink

Bijzonderheden:

Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.

Bekijk ook:

 

 

 

 

 

 


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Ik ben nu 23 jaar, getrouwd en in verwachting van ons eerste kindje. Dat is voor ons een wonder. Jaren had ik gedacht door mijn incestverleden geen kinderen meer te mogen en te kunnen krijgen. Ik voel...
2 reacties
25-01-2010
Wat is de betekenis van Mattheus 7:12?
Geen reacties
25-01-2018
Aan een dominee van de HHK. De afgelopen jaren was ik ver van God af en had ik geen behoefte om Hem te zoeken. Ik skipte vaak kerkdiensten. Sinds kort kijk ik er weer naar uit om naar de kerk te gaan....
Geen reacties
25-01-2023
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering