Verschil hoererij en ontuchtigheden

Mijn vraag betreft hoererij en ontuchtigheden. Beiden zijn in de Bijbel vaak gerelateerd aan het zevende gebod. Toch is mijn vraag: zit hier verschil in? In Hosea gaat het om geestelijke hoererij. In bijvoorbeeld Hebreeën, Romeinen, Matthëus gaat het ook om uiterlijk overspel en hoererij. Is er dan wel een verschil tussen hoererij en ontuchtigheden?

Beste vraagsteller of vraagstelster,

Hartelijk dank voor je vraag. Er zit een verschil in de begrippen hoererij en ontuchtigheden. Hoererij is ontucht, dat bedreven wordt door ontrouw in een relatie. Denk aan het huwelijk.

Ontucht kan hoererij zijn, maar ook nog veel meer. Ontucht heeft te maken met de levensheiliging. Met name het zedelijk aspect van ons leven. Ontucht kunt je plegen in gedachten: in je fantasie een seksuele relatie onderhouden bijvoorbeeld maar ook met woorden: schunnige taal etc. en met daden: een vrouwen in haar borsten of billen knijpen bijvoorbeeld. Ontucht kan ook door middel van foto’s en films enz. 

Omdat wij schepselen van God zijn, zegt God dat wij Zijn kinderen zijn. Hij heeft dus alles over ons leven te zeggen. Vandaar Zijn geboden, waarin Hij ons dichtbij Zich wil houden.

God gebruikt ook het beeld van het huwelijk om te laten zien hoe intiem Gods relatie met ons is. God spreekt over Israël als Zijn Bruid.  Maar dankzij het grote wonder van het genadewerk van Christus, wordt Hij ook onze Bruidegom genoemd. Dan zijn wij Zijn bruid. Hij wil ons leven reinigen en heiligen. Mooie voorbeelden vind je in het hoofdstuk in Efeze over het huwelijk.

Daarom kun je ook in geestelijke zin spreken over hoererij en ontucht.  Hoererij heeft dan vooral betrekking op de relatie waarin wij met God staan.  Ontucht heeft dan te maken met begeerte naar dingen, die God niet wil. 

Hoererij kun je ook opvatten als het denken, spreken en handelen van een hoer. Dat kan een vrouw zijn, maar ook een man. Een schandknaap wordt dat wel genoemd.  Dan zie je dat een hoer zijn alles te maken heeft met leven in ontucht.

Belangrijk in dit alles is niet zozeer de vraag of ik echt wat met God heb. Als ik niets van God moet hebben, kan ik toch in al die dingen van hoererij en ontucht zondigen.

Bepalend is dat God onze Schepper is en in Christus onze Herschepper. Het volmaakte werk van God en Christus is bepalend. Ten opzichte van Hem zullen wij ons moeten verantwoorden.

Als je let op de welmenende liefde van God, dan kun je alleen maar zeggen, dat het volkomen rechtvaardig is om de Heere lief te hebben en Hem van harte te dienen.  Niet in ontrouw, maar in trouw en toewijding.  En dat te meer als je bedenkt dat de Heilige Geest ons het heilige leven in Christus mag geven, door het geloof.

Ik hoop dat je het zo allemaal wat duidelijker hebt.

Ds. B. J. van de Kamp