Vraag
Jeremia 3:1 komt in de HSV totaal anders op me over dan in de SV. In de SV klinkt het als een oproep om toch terug te keren naar de Heere, terwijl het in de HSV klinkt als een soort bestraffing, zo van: denk niet dat u zomaar terug kan keren. Hoe zit dit?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Bij bestudering en lezing van de Bijbel is altijd het verband waarin een tekst staat belangrijk. Juist door bestudering van het verband komen teksten tot hun recht. Het is misschien goed om bij het lezen van het antwoord je Bijbeltje erbij te houden. Het begin van Jeremia is een aangrijpend gedeelte.
Vanaf hoofdstuk 1 vers 14 zegt de HEERE bij monde van Jeremia het oordeel aan over Juda, en vanaf hoofdstuk 2 geeft de profeet de genade tegenover de ongehoorzaamheid en de zonde van het volk en zijn leiders weer. Elke keer als ik de profetieën van Jeremia lees, treft mij de radicaliteit van de zonde en de radicaliteit van de genade. Ik hoop dat je mij het niet kwalijk neemt dat ik vind dat het radicale van dit gedeelte voor een hedendaagse lezer hier beter in de HSV uitkomt dan in de SV. De prangende vragen van Jeremia, de diepte van de zonde, de lokroep van een genadige Heere en het daarop onverschillige antwoord van Israël maken deze gedeelten tot een van de aangrijpendste gedeelten van het Oude Testament die als het ware als vanzelf naar de toepassing op ons eigen leven vragen.
In Jeremia 2 en het begin van Jeremia 3 wordt het verzet tegen de genade, het verzet tegen de HEERE diep gepeild. "Ík had u evenwel geplant", zegt de HEERE in 2:21. En wat doet u? "U zei: Ik wil u niet dienen! Maar op elke hoge heuvel en onder elke bladerrijke boom legt u zich [als] een hoer neer" (2:20). En dan nog blijft het volk volharden in de zonde en blijft de zonde in hun leven ontkennen en Israël zegt zelfs: "Voorzeker, ik ben onschuldig, ja, Zijn toorn is van mij afgewend" (2:35). M.a.w. HEERE, waar maakt U Zich druk over?
In dat verband staat het beeld van Jeremia 3:1. Jeremia begint met een voorbeeld: "Als een man zijn vrouw wegstuurt, zij bij hem weggaat en [de vrouw] van een andere man wordt, mag hij nog naar haar terugkeren? Dat wil hier zeggen: Zal hij dan opnieuw met haar trouwen? De profeet stelt hier bij monde van de HEERE een retorische vraag. Nee, natuurlijk niet! bedoelt Jeremia te zeggen. In Deuteronomium 24 is het de man, van wie gezegd wordt, dat hij tot de opnieuw getrouwde vrouw niet mag terugkeren, maar het spreekt ook vanzelf dat ook de vrouw niet kan terugkeren tot haar vorige man. Een onderstreping van het feit dat Israël denkt dat het met God zomaar weer in orde kan komen. Nee, wil de profeet zeggen, u moet niet menen dat wat in de menselijke verhouding door God verboden is tegenover God zomaar wel mogelijk is.
In dit verband staat het gedeelte aan het slot van vers 1. De Statenvertalers hebben dit slotgedeelte opgevat als een positief getoonzet bevel: keer nochtans weer tot Mij. Die vertaling blijft mogelijk, maar past minder in het tekstverband. Het verband en ook de grondtekst hier geven er alle aanleiding toe te veronderstellen dat de vraag nog helemaal blijft staan. Dat blijkt uit de vooropstelling van het Hebreeuwse woord waar het hier om draait: terugkeren. Een kernwoord in de prediking van Jeremia.
Maar dat terugkeren gaat niet vanzelf. Terugkeren is niet goedkoop. En al helemaal niet zoals Israël denkt. De gemeenschap tussen God en het volk kan niet zomaar hersteld worden. Alsof er niets gebeurd is. Vandaar de keuze van de HSV: "en [dan] naar Mij terugkeren?" Als een dubbele onderstreping van de onmogelijkheid van de kant van de mens. Niet dat dat het laatste woord is. Integendeel. Maar de spanning blijft -overigens weer in prachtig en kunstig Hebreeuws- tot en met vers 11. Om in 3:12 te tekenen dat de genade van de HEERE onverdiend is. "Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE, Ik handhaaf [Mijn toorn] niet voor eeuwig" (3:12). En op grond daarvan: Keer terug.
Verderop wordt het evangelie van Jeremia nog geïntensiveerd: Keer terug, afkerige kinderen, Ik zal [u] van uw afdwalingen genezen. Waarop het volk belijdt: "Zie, [hier] zijn wij. Wij komen tot U, want U bent de HEERE, onze God." Theologisch en inhoudelijk de absolute tegenpool van Jeremia 2. Geen zelfhandhaving, maar schuldbelijdenis.
Kortom, de keuze van de Statenvertaling is hier mogelijk, maar ligt minder voor de hand. Het beeld van Jeremia 3:1 komt daarmee minder tot zijn recht. Het verband wil bovendien alle nadruk leggen op de spanning die nog steeds wordt opgebouwd dat naderen tot de HEERE niet zómaar gaat en zómaar kan. En de grondtekst geeft aan dat het ook anders kán, en met inachtneming van het voorgaande, anders móet. Bijbels-theologisch biedt de tekst van de HSV een diepteboring tegen de mening van het volk en van velen na hen, zoals verwoord door Voltaire: pardonner c'est son métier (vergeven is Zijn beroep).
Schuldvergeving door de HEERE is niet vanzelfsprekend en je zondigt niet goedkoop. Genade van de HEERE is echt genade. Onverdiend. Want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE (3:12b). Nu begrijp je misschien ook waarom Paulus in het Nieuwe Testament, als hij over de genade spreekt, dat soms doet in termen van "roemen".
Roemen in de genade. Dat is de lijn die ook onze Dordtse vaderen vertolkt hebben in hoofdstuk I van de Dordtse Leerregels: een lijn die ook teruggaat op Jeremia 2 en 3. Als je die genade in je leven kent -en Jeremia 2 en 3 laten iets zien van de weerbarstigheid van ons mensen en wat zonde is- beaam je het antwoord van het volk: Wij komen tot U, want U bent de HEERE, onze God. Omdat U eerst naar ons hebt omgezien.
Mijn antwoord overziende, zie ik dat het antwoord niet alleen technisch en taalkundig van aard is, maar ook theologisch, met misschien wel trekken van een halve preek. Ik hoop dat dat geen belemmering vormt. Je ziet het: vertalen van de Bijbel is -als het goed is- altijd gelóvig vertalen. Rekening houdend met en eerst eerbiedig luisterend naar de hoogten en de diepten van de Schriften. Als een veelstemmig koor dat de diepte van Gods genadige verkiezing bezingt. We hebben immers te maken met het Woord van God, een levend Woord.
Met hartelijke groeten,
Ds. L. B. C. Boot
Dit artikel is beantwoord door
drs. L. B. C. Boot
- Geboortedatum:21-10-1969
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Actief
Bijzonderheden:
* Emeritus predikant* Bestuursondersteuner van de Stichting Herziening Statenvertaling
* Adviseur Herziene Statenvertaling bij Uitgeversgroep Jongbloed B.V. in Heerenveen
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
VRAAG: Hier steht die Aufforderung "...doch kehre wieder zu mir zurück!". In der Elberfelder und der Luther steht "...und Du solltest zu mir zurückkehren?". Was ist denn nun richtig? Wer kann im Hebräischen Urtext herausfinden, was tatsächlich gemeint ist an dieser Stelle?
ANTWOORD: Klassischer Fall von : kein Satzzeichen!
In den alten Sprachen gibt es meines Wissens nach keine solchen. Wenn der Übersetzer nun meint, dies wäre eine Frage, weil es seinem aktuellen Verständnis entspricht, dann setzt er dort ein Fragezeichen. Wenn es aber eine Aufforderung ist, dann gehört dort ein Ausrufezeichen hin.
Aus dem Zusammenhang wissen wir, daß Gott die Umkehr Israels nicht in Zweifel zieht, sondern ausdrücklich wünscht, als Frage kann das also nicht gemeint sein.
Ergo: Übersetzungsfehler.
Iemand anders voegt er aan toe:
Wirklich beantwortet?
Ich wäre schon lieber noch tiefer ins Hebräisch gegangen.
Gott möchte zwar daß Israel umkehrt, hier liegt jedoch meines Erachtens eine Unmöglichkeit vor, weil das Gesetz Gottes es im Fall von Ehebruch nicht zulässt.
Das gilt auch für mein persönliches Glaubensleben. Erst wenn mir bewußt wird daß es keinen Ausweg mehr gibt, daß es Gott vollkommen ernst meint, und ich wirklich in meiner Sünde verloren bin, kann ich erfahren, was die Gnade Gottes bedeuted. Jesus, der Heilige Gottes starb für mich am Kreuz.
Solange ich das Wort, bzw das Urteil Gottes über mich zu meinen Gunsten abschwächen wollte, gibt es keine Rettung.
Also ich neige aus diesen Gründen eher zur Lesart von Luther und Elberfelder.
Dit om de andere kant te laten zien.
Es gbt viele solcher Fehler, weil der Übersetzer interpretiert anstelle übersetzt hat. Bzw. die Übersetzung bedurfte einiger Interpretation, die leider falsch waren. Wir sollten also den Übersetzern keinen Vorwurf machen, der Fehler wird ja erst durch die Lektüre sichtbar, seien wir also dankbar, daß es jemandem aufgefallen ist, und daß nicht jemand die Schrift unter Verschluß hält.