Jezus is gekomen om mensen te redden, niet de engelen

Ouderling Ger. Gem. in Ned. / Geen reacties

02-07-2021, 15:54

Vraag

In Hebreeën 2 vers 16a staat in de Bijbel in Gewone Taal: “Het is duidelijk. Jezus is gekomen om de mensen te redden, niet om engelen te redden.” Ik heb geen vragen bij deze tekst (ik geloof God op Zijn woord) maar wel vragen over deze tekst.

1. Waarom staat er nadrukkelijk “Het is duidelijk”? Heeft de schrijver van deze brief die bevestiging nodig of spreekt hij hier voor/namens alle lezers? Hoe/waaruit is het hem duidelijk geworden?

2. Waarom heeft de Heere ervoor gekozen om de mensheid te redden in plaats van de duivel (als enige gevallen engel). Had dat voor hem niet minder zwaar geweest dan het dragen van de zonden van de hele mensheid. En was het voor ons ook niet fijner geweest om nooit in zonden te zijn gevallen door die ene duivel? Ik weet dat het zinloos is om te denken “wat als”, want ik wil het niet beter weten dan God, maar ik begrijp zo niks van de zondeval tegenover de volmaaktheid en Gods genade en barmhartigheid!


Antwoord

Hartelijk dank voor je vragen! Het eerste deel gaat over de vraag waarom God alleen mensen redt en geen gevallen engelen. Het tweede deel van je vraag gaat over het waarom of waartoe van de zondeval. Niet de meest eenvoudige vragen! Ik probeer ze na elkaar te beantwoorden, maar inderdaad zal hierin wel blijken dat er grenzen zijn aan wat wij weten en begrijpen kunnen. Daarom hoop ik dat je genoegen wilt nemen met een antwoord dat de Bijbelse grenzen niet overschrijdt. 

Eerst iets over het verband of de context van Hebr. 2:16. In hoofdstuk 1 heeft de apostel duidelijk gemaakt Wie de Zoon van God is: Hij is in heerlijkheid ver boven de engelen verheven, hoewel de engelen Hem wel in heerlijkheid mogen dienen. Christus is echt God en echt mens en heeft vanwege Zijn volbrachte Middelaarswerk een ereplaats aan Gods rechterhand ontvangen. In hoofdstuk 2 wil hij benadrukken dat we Hem daarom -inderdaad!- op Zijn Woord moeten geloven. Vervolgens maakt hij duidelijk dat Hij ook de Enige is Die werkelijk verlossen kan, juist omdat Hij werkelijk mens en werkelijk God is. Zo kan Hij een barmhartige en getrouwe Hogepriester zijn. 

Dan komen we bij Hebr. 2:16. Omdat de Statenvertaling een Bijbelvertaling is die zoveel mogelijk bij de grondtalen van de Bijbel -de talen waarin de Heilige Geest Gods Woord wilde overbrengen- is gebleven, neem ik de door jou geciteerde tekst uit die vertaling: “Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan.” 

Tot de tijd van de Reformatie werd dit vers uitgelegd als een omschrijving van Jezus’ menswording. Vrij vertaald: Jezus nam niet de natuur van engelen aan, maar de natuur van de mens. Hij stamde naar Zijn menselijke natuur van Abraham af. Dat was hem ook beloofd: “En Ik zal zegenen die u zegenen, en vervloeken die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. (...) En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt” (Gen. 12:3, 22:18). Dergelijke beloften betrekt Paulus in Gal. 3:16 dan ook op de Heere jezus: “Nu, zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn Zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van één: En uw Zaad, Hetwelk is Christus.”

Later kwam het accent meer te liggen op het woord “aannemen”, wat in de grondtaal iets in zich heeft van “iets zich aantrekken” of “je ontfermen over”. Inderdaad, God heeft een eeuwig verbond gemaakt. Zijn onbegrijpelijke, eeuwige liefde is de enige reden voor Zijn ontferming. Dat kan je verwonderd doen uitroepen – en dat is een goede waaromvraag, die uit verwondering voortkomt: Waarom Heere? Wat heeft U toch bewogen om dit te doen? Wat een diepte en rijkdom van onnaspeurlijke wijsheid! (Vgl. Rom. 11:33).

Wanneer je uitgaat van deze uitleg, is het belangrijk om te weten dat deze brief aan gelovigen met een Joodse achtergrond is geschreven. In de Bijbel wordt met “zaad van Abraham” allereerst het joodse volk bedoeld. Zij zijn letterlijk het zaad van Abraham. Vervolgens betrekt Gods Woord dit ook degenen die door het geloof in Christus Jezus “zaad van Abraham” zijn geworden. Zij zijn Abrahams zaad, niet naar het vlees maar naar de belofte. Zo omschrijft Paulus dat ook in Gal.3:29 en Rom. 4:16. En dit deed Jezus ook, bijvoorbeeld in Luk. 19:9-10. 

Nu is jouw vraag: waarom is deze bevestiging nodig? Waarom moet hier als het ware een dikke streep onder? Wel, de schrijver wil -en ten diepste wil God Zélf dit- aantonen dat er werkelijk bij niemand anders hulp is te verwachten. Het woordje hulp had voor de Hebreeën een diepe betekenis, want zij waren in grote nood. Er was daar sprake van ernstige christenvervolging. De apostel toont aan dat Jezus ook of juist in die omstandigheden zo’n noodzakelijke, gepaste, beminnelijke en dierbare Zaligmaker is. Hij is écht mens, dus kan werkelijk medelijden met hen hebben. En Hij is écht God, dus Hij kan hen werkelijk helpen en bijstaan. 

Daarbij komt nog dat de leer van de Godheid en mensheid van Christus door de jaren heen vaak onderwerp is geweest van strijd, omdat zich veel dwalingen hierover openbaarden. De duivel heeft het juist gemunt op de meest dierbare geloofsstukken, zoals dit er ook een van is. De schrijver heeft daarom nog eens duidelijk gemaakt hoe het werkelijk zit. Niet zozeer voor zichzelf, maar voor zijn wankelende en bestreden medegelovigen. Je merkt dat de schrijver heel goed thuis is in de Oudtestamentische ceremonieën, die hij in deze brief uitgebreid uitlegt en toepast op Christus. De Heilige Geest heeft hem zoveel licht geschonken, dat hij in staat gesteld werd om duidelijk te maken dat de hele rol van het Oude testament vervuld is met de Persoon en het werk van de Heere Jezus. 

Bedenk daarbij: Wanneer dit geloofsartikel niet waar zou zijn, zou de zaligheid volkomen onmogelijk zijn geweest. Kortom, het is goed dat deze zaken in deze brief nog eens helder uiteengezet zijn. Niet allen voor hen, maar ook voor ons. 

Dan jouw tweede vraag. Die beantwoord ik iets korter, om de eenvoudige reden dat ik er minder over te zeggen heb. Gods Woord zegt er namelijk ook veel minder over. Je geeft zelf al aan dat je weet dat het vragen van “wat als” zinloos kan zijn, maar toch wil je het graag begrijpen. Mijn antwoord is: dat gaat niet. De Heere openbaart sommige zaken wel in Zijn Woord, sommige zaken niet. Dat wat nodig is om zalig te worden, heeft Hij in de Bijbel bekend gemaakt. Het overige niet. Mozes zegt het in Deut. 29:29 heel evenwichtig: “De verborgen dingen zijn voor den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet.” De kanttekening bij de Statenvertaling legt daarbij uit dat Mozes in dit hoofdstuk over veel grote en ook toekomstige zaken heeft gesproken. Maar hij bedwingt in dit vers de nieuwsgierigheid op een buitensporige manier te onderzoeken wat in Gods raad verborgen is. Hij beveelt het volk te blijven binnen de grenzen van Gods geopenbaarde Woord, om dat te onderzoeken, te geloven en daarnaar te leven.

Dat geldt eigenlijk ook voor jouw vraag: “Waarom heeft God het zo gedaan? Waarom heeft Hij wel gevallen zondaren uitverkoren en geen gevallen engelen? Waarom redt Hij wel mensen, maar geen duivelen?” Het enige antwoord is: Dat is Zijn vrije, soevereine wil. God is soeverein. De Heere doet wat Hem behaagt. Zijn raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen (Jes. 46:10) Hij werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil (Efz. 1:11). Hij heeft niemand Boven Zich aan wie Hij rekenschap zou moeten afleggen of uitleg moet geven. Blijkbaar gaat dit waarom ons niet aan, behalve in die zin dat het verwondering in ons hart moet geven: Wat een wonder dat U vijanden met Uzelf wilt verzoenen, dat U goddelozen wilt rechtvaardigen, dat U zondaren zalig wil maken!
 
Je schrijft in het begin dat je God op Zijn Woord gelooft. Dat is precies wat hier ook nodig is. Geloven ook vertrouwen. Vertrouwen dat Hij volmaakt heilig, goed, wijs, rechtvaardig, barmhartige, enz. is. Wanneer we dat werkelijk geloven, verdwijnt de behoefte om meer te weten dan Hij nodig acht. Dan hebben we aan Hem genoeg en is Zijn genade ons genoeg.

Wat een wonder trouwens, als je God op Zijn Woord gelooft. Het is een wonder van het werk van de Heilige Geest, als we de Heere op Zijn Woord mogen geloven. Dan geloven we wat Hij zegt, namelijk: dat wij van nature ongelovig zijn en Hem volstrekt niet op Zijn Woord geloven. Dat we in Adam zijn gevallen en onmogelijk uit onszelf willen of kunnen terugkeren. We geloven dat we Gods tegenstander, de duivel, zijn toegevallen en in zijn macht gehouden worden. Ja, dat zondaren voor de heilige en rechtvaardige God, Die een verterend Vuur en een eeuwige Gloed is, niet kunnen bestaan en daarom rechtvaardig verloren moeten gaan. Maar ook dat Die God nu van eeuwigheid Zelf voor een weg gezorgd heeft, waardoor verloren zondaren weer met Hem verzoend kunnen worden. Dat Vader, Zoon en Heilige Geest daarin zo heilig overeenstemmen en hierin werkzaam zijn. Dan geloven we Hem op Zijn Woord dat er maar één weg is: Jezus alleen! En we geloven dat Zijn werk volkomen genoeg is, tot een verzoening van al onze zonden. We geloven dat het enkel genade is, wanneer we die zaligheid ontvangen. Niets van ons doet daarin mee, want onze eigen werken zijn verdoemelijk. We geloven dat de Vader heeft verkozen, de Zoon heeft verlost en de Heilige Geest heeft dit persoonlijk aan het hart toegepast. We geloven dat een leven met de Heere verbonden is aan een heilig en godzalig leven – een leven dat sterft aan alles wat zondig, goddeloos en van de wereld is. En we hebben een diep verlangen om Hem te dienen, eren en vrezen zoals Hij is. We geloven dat Zijn dienst een liefdedienst is en dat Hij het zo waardig is om alle eer te ontvangen. We geloven dat dit zalige leven -al is het vol van strijd en aanvechting- niet alleen voor dit leven geldt. Maar we geloven in een eeuwig leven, waar God in Christus alles en in alles zal zijn! Wat een heerlijk en zalig vooruitzicht! Ja dan geloof je wat onze Heidelbergse Catechismus in zondag 1 zo wonderlijk schoon van God en de dierbare Zaligmaker getuigt. Ik geloof...
 

“...Dat ik met lichaam en ziel, 
beide in het leven en sterven,  
niet mijn, maar het eigendom ben van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus,  
Die met Zijn dierbaar bloed
voor al mijn zonden volkomen betaald heeft 
en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft,  
en zó bewaart, dat zonder de wil van mijn hemelse Vader
geen haar van mijn hoofd vallen kan;  
ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet,  
waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert,  
en Hem voortaan te leven van harte gewillig en bereid maakt...”

Ik hoop dat je Hem inderdaad in alles op Zijn Woord gelooft! Dat is met recht een gelukzalig leven. Van harte toegebeden!

Dit artikel is beantwoord door

Ouderling Ger. Gem. in Ned.

  • Kerkelijke gezindte:
    Gereformeerde Gemeenten in Nederland
  • Status:
    Inactief
12 artikelen

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Aan een bevindelijke dominee. Ik (jongere) lees een stukje uit het boek "Komen tot Jezus Christus" van John Bunyan. In het hoofdstuk waar hij uitlegt wat tot Christus komen wil zeggen, zie ik enerzijd...
2 reacties
02-07-2013
Over drie maanden ga ik trouwen met de liefste vrouw die ik ken. Wij hebben al heel wat stappen gemaakt om samen op een lijn te komen, ook op kerkelijk gebied. Wij zijn samen Hersteld Hervormd geworde...
5 reacties
02-07-2011
Ik vrees dat ik onbekeerd ben. En het doet mij gewoon helemaal niets. Ik kan geen traan laten om de zondaar die in mij woont. Ik bid wel iedere avond voor een aantal dingen: voor bekering en een nieuw...
Geen reacties
02-07-2005
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering