God wandelde in hof van Eden
A. J. C van Gent | 2 reacties | 05-06-2025| 11:02
Vraag
Afgelopen zondag ging bij ons de prediking over zondag 3 van de Heidelbergse Catechismus. We lazen hierbij uit Genesis 3. Na de dienst stelde mijn vrouw aan mij een vraag over Genesis 3:8, waar staat: “En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het midden van het geboomte des hofs.” Zij vroeg mij het volgende. Was God in fysieke vorm aanwezig in het paradijs? Want er staat “wandelende in den hof.”
Mijn antwoord was: “Dat we uit vers 8 kunnen opmaken dat God in ieder geval aanwezig was bij Adam en Eva in het paradijs, los van in welke vorm Hij dat was.” We lazen ook dat God sprak met Adam en Eva, maar niet in welke vorm. God is almachtig om dit te doen in welke vorm dan ook. De afronding van mijn antwoord was, dat ik denk dat de Geest van God aanwezig was in het paradijs, omdat er in vers 8 gesproken wordt over dat zij de stem van God hoorden aan de wind des daags. En daarbij moet ik denken aan Genesis 1:2: “De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.” En ook weten we dat God een geest is en wij Hem niet kunnen zien. Maar toch twijfelde ik aan mijn antwoord. En zodoende is de vraag hier terecht gekomen. Zou iemand uit de Ger. Gem. een antwoord kunnen geven op deze vraag?
Groet, een medereiziger.
Antwoord
Beste medereiziger,
Wat waardevol dat u, samen met uw vrouw, na de zondagse preek samen nadenkt over de preek en het Bijbelgedeelte. Het is goed om met elkaar de Schrift te lezen, onderzoeken en overdenken. Ik hoop met het doel dat u en uw vrouw Gods stem horen (Genesis 3:8a) en leren verstaan, vertrouwen en gehoorzamen.
Het Bijbelboek Genesis is veelbesproken. Soms wordt gezegd dat we veel niet weten. Ik denk dat het ook omgedraaid kan worden. De HEERE openbaart in Genesis veel wél en dat mogen we aanvaarden als Gods waarheid en historische werkelijkheid. En hoe was God dan “wandelende in de hof” (Genesis 3:8b)? U stelt dat God in elk geval aanwezig was bij Adam en Eva in het paradijs. Dat is zeker waar. Maar in welke ‘vorm’?
In het kader van drie weten meer dan één, heb ik uw vraag ook voorgelegd aan twee medebroeders. De ene broeder wees op de “wind des daags” dat doet denken aan de Heilige Geest. Dit past bij wat ik lees bij Thomas Scott in zijn Bijbelverklaring wanneer hij met deze wind wijst op Gods tegenwoordigheid. Adam en Eva konden zich hierin met vreugde verheugen. In het “wandelen” zou een rustige en vredige aanwezigheid ervaren kunnen worden, maar door de begane zonde is dat dit keer heel anders. Adam en Eva verbergen zich uit vrees voor God (Genesis 3:10). Hij verschijnt hier als Rechter. Matthew Henry ziet in het wandelen Gods traagheid tot toorn en Zijn bereidheid om nog steeds “gemeenzaam met hen” te zijn.
De andere broeder waaraan ik de vraag voorlegde gaf een aanwijzing vanuit een verklaring dat het niet ongebruikelijk was dat God in de wind van de dag werd gehoord. Zie voor dit laatste ook kanttekening 19. Het is daarom in Genesis 3:8 niet ongewoon dat de Heere God wandelde in de hof, maar wel hoe de reactie van Adam en Eva dit keer was. De Studiebijbel (CvB) schrijft dat er niet staat dat God in een zichtbare (mensen)gedaante verscheen, hoewel het woord “wandelen” die gedachte op zou kunnen roepen. Matthew Henry geeft daarentegen wel de veronderstelling door dat God kwam in menselijke gedaante. Hij verbindt dit aan de gestalte waarin God aan Adam en Eva verscheen toen Hij hen in het paradijs zette.
Het woord “wandelen” wordt gebruikt in meerdere betrouwbare vertalingen (NL/EN). In sommige vertalingen wordt het grondwoord met “gaande” of “omgaan” weergegeven. Thomas Scott schrijft: “Het woord dat hier vertaald is met ‘wandelende’, kan overigens ook op de stem betrekking hebben, in plaats van op de HEERE.” Dit zou weer verbonden kunnen worden met de “wind des daags”. Sommige verklaringen wijzen richting een verband met Gods wandelen zoals genoemd in Leviticus 26:12. Daar gaat over de innige verbondsverhouding tussen de HEERE en Zijn volk.
Hoe het wandelen ook moet worden gezien, de stem van de HEERE God werd door Adam en Eva gehoord en Hij was bij hen tegenwoordig. God zocht hen op ondanks de zonde van ongehoorzaamheid, bedrog en opstand. Ja, Hij bestrafte de duivel en de mensen, maar beloofde ook de genade in Jezus Christus (Genesis 3:14-16).
Ik hoop uw vraag hiermee van antwoord te hebben voorzien en wat handreikingen te hebben gegeven om uw twijfel weg te nemen.
Met mooie groet,
A. J. C. van Gent
Dit artikel is beantwoord door
A. J. C van Gent
- Geboortedatum:28-10-1990
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Heinenoord
- Status:Actief

Bijzonderheden:
Docent economie en godsdienst | Ouderling
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Genesis 3:8 HSV
[8] En zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde, bij de wind in de namiddag. Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de HEERE God te midden van de bomen in de hof.