Eetverbod van Adam en Eva

1. Hoe konden Adam en Eva weten wat sterven was als er voor hen nog nooit iets gestorven was? (Genesis 2:17).

2. Hoe wist Eva van Gods gebod niet te eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Immers toen God het gebod gaf, moest Eva nog geschapen worden. (Genesis 2:16 ; Genesis 2:21-23). Nergens staat dat God of Adam dit aan Eva heeft meegedeeld.

Deze twee vragen houden mij al heel lang bezig.

Dank je wel voor je vragen. Om met de laatste te beginnen: uit Genesis 3: 2-3 blijkt dat Eva op de hoogte was van Gods gebod als ze tegen de slang zegt: "God heeft gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u." Eva zal het dus van Adam gehoord hebben. Er was een volkomen harmonie in het samenleven door de gehoorzaamheid aan God. Eva móest het gebod dan ook kennen.

Verder vraag je hoe Adam en Eva konden weten wat sterven was als er voor hen nog nooit iets gestorven was. Uit Genesis 1: 29 leiden we af dat dat toch het geval moet zijn geweest, immers het zaaddragende gewas etc. dat de mens tot voedsel diende, ‘stierf’ zodra het genomen en gegeten werd. Voor een dieper verstaan van het woord ‘sterven’ moeten we het niet alleen stoffelijk/lichamelijk maar allereerst geestelijk duiden, namelijk als scheiding van de levende God: door de ongehoorzaamheid van de mens komt er scheiding tussen de mens en God, Die zijn Leven is! (Vergelijk Jesaja 59:2).

Dood en sterven staan in het verlengde van ongehoorzaamheid aan God. De mens kon met zijn wil in alles overeenstemmen met de wil van God. Door het gebod dat God hem gaf, wist de mens dat sterven het gevolg van zijn ongehoorzaamheid zou zijn. Door moedwillige ongehoorzaamheid heeft hij zichzelf aan de zonde onderworpen en daarmee aan de dood en vervloeking (lees ook Romeinen 5: 12-21).

De mens wist dus wat sterven inhield. De vraag die vandaag op ons afkomt is: weten wij wat leven is? Door één mens is de zonde in de wereld gekomen, en door de zonde de dood, en zo is de dood over alle mensen gekomen (Rom. 5:12). Van nature zijn wij dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2: 1 en 5). Maar hoor: God houdt ons het leven voor! Dat leven vinden wij in Zijn Zoon, Jezus Christus, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is (Joh. 14:6). Die gezegd heeft: "Ik ben de Opstanding en het Leven, wie in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat?’ (Joh. 11: 25). Wie gelooft gaat het de apostel Paulus in dankbaarheid en verwondering nazeggen: "Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt -uit genade bent u zalig geworden- en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus" (Ef. 2: 4-6).

Opnieuw zal het om gehoorzaamheid gaan: "Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem" (Joh. 3: 36). Zonder de Zoon hebben wij het leven niet. Daarom dringt Gods Woord op ons aan: bekeer je en geloof het evangelie.

Het getuigenis klinkt: "En dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat u weet dat u het eeuwige leven hebt en opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God" (1 Joh. 5: 11-13).

Ds. D. M. Elsman

Dit artikel is beantwoord door

ds. D.M. Elsman

• Geboortedatum:
  16-04-1961
• Kerkelijke gezindte:
  PKN (Hervormd)
• Woon/standplaats:
  Rijssen
• Status:
  Actief

103 artikelen

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven