Het getal 144.000 in Openbaring

Ds. H.J. Stoutjesdijk / Geen reacties

01-10-2001, 00:00

Vraag

Het getal 144.000 in Openbaring. Van waar juist dát aantal? Hoe te verstaan en waarom?


Antwoord

Bij de beantwoording van deze korte vraag wil ik een lang antwoord geven. Het treft namelijk dat ik bij de Bijbellezing in mijn gemeente dit gedeelte juist heb behandeld. Vandaar. Ik denk dat het voor zichzelf spreekt en antwoord op de vragen geeft.

"Gemeente, we komen nu bij het laatste, namelijk wie de verzegeling geldt. We lezen daartoe nogmaals de verzen 4-8. 'En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israëls. Uit het geslacht van Juda waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Ruben waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Gad waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Aser waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Nafthali waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Manasse warentwaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Levi waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Jozef waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld.'

Er worden er dus 144.000 verzegeld. Let er goed op dat dit getal bekend gemaakt wordt door openbaring! De HEERE maakt dit getal bekend. Wij komen niet aan dit getal door zelf te tellen. Dat kan ook niet. Wat voor de HEERE te tellen is, dat is voor ons ontelbaar. Later schrijft Johannes in vers 9 over deze 144.000 verzegelden dat zij zijn een schare die niemand tellen kan. Abraham kon de sterren niet tellen. Maar de HEERE kent het groot getal der sterren. Hij noemt ze zelfs allemaal bij hun naam. Laat toch staan wat u hier leest: de HEERE telt! Als wij gaan tellen, is het hopeloos mis. Staak dat gedoe!

En dan telt de HEERE. Hij telt er 144.000. Misschien zegt u dat dit toch niet zo veel is. Reken het maar snel uit. Als we ervan uitgaan dat de wereld 6000 jaar oud is, dan zouden er per jaar 24 mensen verzegeld zijn geworden over de hele wereld. Uw rekensommetje klopt. Alleen u hebt daarmee uzelf ontmaskerd als iemand die niet veel van het Koninkrijk der hemelen weet omdat u niet geestelijk denkt.

In Gods Koninkrijk hebben getallen geen decimale maar een hemelse waarde. Deze 144.000 worden volgens de verzen 5-8 verbonden met de twaalf stammen van Israël. Het getal 12 is dus het grondgetal. En 144 is 12 maal 12. Hier vermenigvuldigt de HEERE de Kerk van het Oude Testament met de Kerk van het Nieuwe Testament. En dat is geheel naar Gods Woord. Werd de Kerk van het Oude Verbond voortgebracht door de 12 zonen van Jakob, de Kerk van het Nieuwe Verbond is geteeld en gebaard door de 12 apostelen.

En zie, nu telt de HEERE het volk van het Oude en Nieuwe Testament niet bij elkaar op maar Hij vermenigvuldigt hen. Christus ziet hier Zijn zaad. Zaad dat honderdvoudige vrucht voortbrengt daar God de Vader de verkregen 144 nog eens vermenigvuldigt met 1000. Tien als het getal van de tijd. Tien als het getal van de geschiedenis. Tien als het getal van de wereld. Gods volk uit alle geslachten, tongen, talen en natiën. Het grote verschil tussen Gods tellen en ons tellen is dat waar wij gaan delen God gaat vermenigvuldigen.

Dat is dus de bedoeling. Die verzegelden zijn een ontelbare schare uit de Joden en uit de heidenen. Ziet u wel hoeveel ruimte er bij de HEERE is? Merkt u wel hoeveel ruimte er is in het enige en algenoegzame offer van onze HEERE Jezus Christus? Zoveel ruimte dat de Heilige Geest bij ons allen werken kan en wil.

U werkt ook wanneer u de verzen 5-8 leest dat de Kerk van de verzegelden samengesteld is uit alle geslachten van Israël. Het gaat hier natuurlijk om het geestelijk Israël. Zoals zo dikwijls worden Oudtestamentische begrippen in dit laatste Bijbelboek geestelijk geduid. 't Gaat daarbij niet om allerlei uiterlijkheden. Niet het uiterlijk voorrecht van het Jood zijn of het gedoopt zijn, doet ons tot deze verzegelden behoren. Het gaat om het zegel dat van binnenuit op het voorhoofd afgedrukt wordt. Maar ze komen uit alle geslachten. Uit alle kerken. Uit het Noorden, Zuiden, Oosten en Westen.

Toch zult u, als u aandachtig leest, twee stammen missen. De stammen Dan en Efraïm ontbreken. In plaats van Efraïm lezen we Jozef en in plaats van Dan lezen we Manasse. Wie was Dan? Dan is een slang, zei de oude patriarch Jakob op zijn sterfbed. Een stam die zich al heel vroeg schuldig maakte aan beeldendienst en afgoderij. Leest het boek Richteren er maar op na! Het was ook Dan die als eerste met de kalverendienst begon. En Efraïm is een trots en hoogmoedig volk. Die de andere stammen van achter het huis van David aftrekt en een eigen koninkrijk sticht.

Wat dat betekent? Het kan in een gemeente, in een kerkgenootschap zo verdorven zijn geworden dat er geen verzegelden meer worden gevonden. Dat mag een ernstige waarschuwing zijn voor ons allen! Wie vast wil houden aan zijn eigen afgoden snijdt zichzelf af van de verzegeling die niet verkregen kan worden in de dienst van wereld en zonde. De dienst der zonde geeft geen andere verzegeling dan met het zegel van het beest! Laten we ons ook wachten voor een hoogmoedige godsdienst. Wie met zichzelf wegloopt, wordt niet verzegeld. Wie zichzelf acht, wordt door de HEERE verworpen. Maar wat veracht is, wordt door de HEERE opgenomen. En zo wordt het waar: de eersten zullen de laatsten zijn en de laatsten de eersten. De HEERE zorgt Zelf voor de twaalf stammen. Er wordt er niet één gemist.

Wat ten slotte ook nog opvalt, is dat er in de opsomming van de stammen in de verzen 5-8 geen sprake is van welke volgorde ook maar. Niet wat leeftijd betreft, niet wat de vrouwen of bijvrouwen van Jakob betreft. Er is geen enkele orde. Dan alleen dit dat de rij aangevoerd wordt door Juda. Want de stam van Juda gaat voorop. Hij is boven al zijn broeders te eren omdat uit Juda is voortgekomen, Die een Heerser is in Israël onder de twaalf stammen.

Alleen in die meerdere Juda, Jezus Christus worden al die 144.000 verzegelden gezegend. Zij vallen allen onder Hem. Want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. En alle verzegelden zingen van Zijn gunst, van Zijn genade en van Zijn volkomen offer.

Dat er geen sprake is van een bepaalde orde bij de stammen, betekent niet dat het ordeloos is. Integendeel, hier is sprake van de grootste orde. Namelijk de orde van het Evangelie van Christus. In Christus toch zijn allen gelijk. In Christus is geen man en geen vrouw, geen vrije en geen dienstknecht, geen Jood en geen heiden. Alle waardigheid, alle eer en alle aanbidding wordt gegeven en toegebracht aan Hem Die op de troon zit en het Lam.

Tegelijk betekent het noemen van de verschillende stammen in de verzen 5-8 ook dat het bij allen gaat om een persoonlijk ingaan. Bij alle volheid is verscheidenheid. En daarin is geen tegenstrijdigheid. Ze worden allen toegebracht op de wijze van Sion; de twaalf stammen door de twaalf poorten van Jeruzalem. Uit de vrije genade Gods alleen. Door het bloed van Christus alleen. Door de trekkende liefde van de Heilige Geest alleen. Maar de één komt uit het koele Noorden. De ander komt uit het zoele Zuiden. De derde wordt met straffe hand geleid. De vierde wordt heel zacht en lieflijk geleid. De vijfde komt al wenend en bukkend onder zijn zware schuld. En de zesde komt, als het ware weggesmolten vanwege de heerlijke stralen van de liefde Gods. Enzovoorts, enzovoorts. Maar hoe dan ook, door de trekkracht van Gods Geest komen deze verzegelden met als grote doel om God hun Koning te eren.

Werd u al getrokken? De Geest van de Vader en van de Zoon wil ook u trekken als met koorden van eeuwige liefde. En we bidden onze God: maak Uwe weldaan wonderbaar, Gij, Die Uw kind'ren wilt behoeden voor 's vijands macht en vreeslijk woeden en hen beschermt in 't grootst gevaar. Wil mij Uw bijstand niet onttrekken; Uw zorg bewaak' mij van omhoog. Bewaar m' als d' appel van het oog, wil mij met Uwe vleug'len dekken. Amen."

Een hartelijke groet,

Ds. H. J. Stoutjesdijk

Tags in dit artikel:

144.000Openbaring
Dit artikel is beantwoord door

Ds. H.J. Stoutjesdijk

  • Geboortedatum:
    03-03-1949
  • Kerkelijke gezindte:
    PKN (Hervormd)
  • Woon/standplaats:
    Dordrecht
  • Status:
    Inactief
13 artikelen

Bijzonderheden:

Emeritus


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Mijn vriend is verslaafd aan zelfbevrediging en pornografie. We praten er samen erg veel over en zoeken steeds naar manieren om het te minderen. We bidden vaak samen en bidden elk afzonderlijk ook vee...
12 reacties
30-11-2010
In Mattheus 19:9 staat het volgende: “Maar Ik zeg u: Wie zijn vrouw verstoot anders dan om hoererij en met een ander trouwt, die pleegt overspel, en wie met de verstotene trouwt, pleegt ook overspel.”...
Geen reacties
30-11-2015
Bloemen op een graf of grafkist is in onze kerk (Gereformeerde Gemeenten) niet gebruikelijk. Ik zie niet in waarom dit niet zou mogen. Het kan toch ook een teken zijn van psalm 103:8? Dan kan het juis...
Geen reacties
30-11-2005
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering