Vraag
Aan ds. C. G. Vreugdenhil werd in deze vragenrubriek eens de vraag voorgelegd of hij van mening was dat ds. G. H. Kersten dwaalde in zijn uitverkiezingsleer. Hij is destijds niet uitvoerig op de vraag ingegaan, omdat hij de bedoeling van de vraag niet begreep. Nu las ik laatst bij toeval de volgende uitspraak van ds. Kersten over de uitverkiezing: “Tot het verderf zijn de vaten des toorns toebereid, gelijk bereid zijn tot heerlijkheid de vaten der barmhartigheid. Noch enige deugd in deze laatsten, noch de val en de zonde in de eersten, komen bij de praedestinatie in aanmerking.” Ik vroeg me of we dit wel juist was. Dat geen enkele deugd in aanmerking komt bij de verkiezing is natuurlijk waar, maar is het ook zo dat het besluit van de verwerping losstaat van de zondeval en de zonde? De Dordtse Leerregels lijken daarover in ieder geval anders te spreken. Bij voorbaat dank.
Antwoord
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C.G. Vreugdenhil
- Geboortedatum:02-04-1946
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Houten
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus-predikant
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Wel is waar dat Kersten meer supra dacht en ook dat Vreugdenhil meer infra denkt. In Dordrecht hebben beide kampen samen de DL opgesteld.
Vervolgens heb je in beide kampen mensen die claimen dat de DL toch echt in hun straatje passen. Dan krijg je een welles-nietes spel...
Naar mijn inschatting wil ds. Vreugdenhil daar met dit antwoord niet aan meedoen. En terecht!