Het verbond wordt door de wet niet krachteloos

Ds. W. Arkeraats / Geen reacties

02-12-2019, 11:27

Vraag

Galaten 3:13–29: “Gemeente, dit nu zeg ik: het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na 430 jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen.” Wat gebeurt er met de mensen van voor die 430 jaar?


Antwoord

Beste vraagsteller,

Je merkt wel dat Paulus de vragen rond wet en evangelie diep heeft doordacht. Je moet zijn betoog goed lezen, soms meerdere keren. Ook de Galatenbrief lees je niet zó maar. Graag wil ik wat meedenken, wat betreft dit gedeelte van Paulus’ brief.

Vooraf wat over het centrale thema van de Galatenbrief. Daarin gaat het om de cruciale vraag: worden wij zalig door de werken van de wet of door het geloof? Voor Paulus was het antwoord glashelder: door het geloof alléén. Maar: nu hadden de gemeenteleden in Galatië te maken met een heel ander inzicht: je moest óók besneden worden, wilde je als kind van God gerekend worden. En die ‘andere’ prediking vond ingang!

Tegen die achtergrond moeten we bovenstaande woorden van Paulus lezen. Hij betoogt dat Abraham door het geloof zalig is geworden. En wel op grond van het verbond dat de Heere met hem sloot. Dat verbond was een teken van Gods genade. De weldaden daarvan moest Abraham door het geloof aanvaarden. Niet alleen Abraham, óók zijn nageslacht: het volk van Israël. God beloofde Abraham genadig te zijn en daar mogen allen, die door datzelfde geloof de Heere toebehoren, in delen. Oók uit de heidenvolken!

God sloot dus Zijn verbond. Een verbond mogen we ook een testament noemen. In een testament wordt bepaald wie de erfgenamen zijn en wat zij ontvangen. De erfenis is natuurlijk allereerst bedoeld voor de kinderen, maar soms óók voor anderen die voor de overledene in zijn leven veel betekend hebben. Zo staat dat dan in dat testament beschreven. Op grond daarvan hebben zij recht op de erfenis. Het zal dus niet gebeuren dat die erfgenamen bij het openen van het testament ineens horen dat de voorwaarden veranderd zijn en zij daarom geen recht meer hebben op de erfenis. Beloofd is beloofd.

Zo volgen we de gedachtenlijn van Paulus: toen God de wet aan Mozes gaf zei Hij niet: “Nu wordt het anders. Nu kun je niet meer zalig worden, zoals Abraham zalig werd; nu moet je je zaligheid verwerven door al de geboden van Mijn wet na te volgen.” Want dat zou betekenen, dat Abraham en zijn nakomelingen zalig werden dankzij het verzoenend werk van Christus, waarna dit voorrecht er na Mozes’ tijd, na de wetgeving, niet meer zou zijn. Dat zou verschrikkelijk zijn, want de wet kan ons ten enenmale niet zalig maken. Zij kan ons wel veroordelen, maar geen vrede geven.

En dat is juist het geding in de gemeenten van Galatië. Die dwaalleraren zeiden: “Welja, je kunt best zalig worden door de wet. Sterker nog: zo alléén kun je zalig worden.” Vandaar die eis van de besnijdenis. En daar komt Paulus tegen in het geweer. Hij wil zeggen: “Ook ná de wetgeving op de Sinai kon de rechtvaardige alleen door het geloof uit de belofte leven.” Want de belofte aan Abraham wordt door de Heere niet tijdens de wetgeving weggedaan. Aan Abraham beloofd betekent: aan Abraham beloofd én aan allen die door het geloof kinderen van Abraham zijn. Tot in het laatste nageslacht!

Daarmee is de wet niet van zijn betekenis beroofd. Zeker, deze kan ons niet zalig maken of anders gezegd: door de wet na te leven kunnen wij niet zalig worden, omdat wij altijd weer de geboden van God overtreden. De wet kan ons niet anders dan veroordelen en het ons -zo lijkt het- niet anders dan onmogelijk maken zalig te worden. Maar nu het wonder: dat is niet het enige wat de wet doet. Ze zegt als het ware: “Ik kan je niet zalig maken. Maar ik heb een ánder adres, waar je wél terecht kunt: aan de voet van het kruis van Christus.”
 
En dan heeft de wet nog een andere betekenis: als leefregel der dankbaarheid. Ze laat ons zien hoe we door het geloof uit dankbaarheid de Heere kunnen dienen.

Had Abraham die wet dan niet? Nee, niet in de vorm, zoals deze op de Sinai gegeven werd. Maar hij wist wel degelijk hoe God wilde dat hij leven zou. De Heere zei niet voor niets: “Wandel oprecht voor Mijn aangezicht.”

Ten diepste was er dus geen verschil tussen de mensen ‘vóór Sinai’ en ‘ná Sinai’. Allen leefden uit dezelfde belofte en allen hadden de roeping, om de Heere oprecht te dienen. Of om het zó te zeggen: allen werden zalig dankzij hun Middelaar, de Heere Jezus Christus.

Ds. W. Arkeraats

Tags in dit artikel:

wet
Dit artikel is beantwoord door

Ds. W. Arkeraats

  • Geboortedatum:
    09-08-1946
  • Kerkelijke gezindte:
    PKN (Hervormd)
  • Woon/standplaats:
    Hardinxveld Giessendam
  • Status:
    Actief
131 artikelen
Ds. W. Arkeraats

Bijzonderheden:

Emeritus


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties

Terug in de tijd

Johannes 21, Jezus en Petrus. Een vraag. Als ik het in de HSV lees dan vind ik dat hier een verarming optreed. “Houden van” is toch niet hetzelfde als “liefhebben?”. Wat zegt de grondtekst en wat zegt...
1 reactie
02-12-2015
Sinds kort heb ik verkering met een vrouw die net als ik in God gelooft en daar in haar leven ook serieus uiting aan wil geven. Probleem voor mij is echter dat zij over heel veel dingen anders denkt d...
5 reacties
02-12-2011
Aan een dominee van de Ger. Gem. Kan een gemeente blijven bestaan als er niemand van de kerkenraad aan het Avondmaal gaat?
19 reacties
02-12-2014
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering