Zaligheid van overleden zusje

J.P. van den Brink / Geen reacties

28-06-2017, 14:56

Vraag

Ik heb een vraag waar ik al lang mee rond loop. Mijn zusje is overleden toen ze zeven jaar was. Ik weet niet of ze wel of niet bekeerd was. Mag ik geloven dat ze in de hemel is? In de Dordtse Leerregels wordt gezegd dat godzalige ouders niet hoeven te twijfelen aan de zaligheid van hun jonggestorven kind. Maar wanneer is iemand jonggestorven? Tot welke leeftijd loopt die grens? En wordt er met godzalige ouders christelijke ouders bedoeld of bekeerde ouders? Als mijn zusje gedoopt is mag ik dan geloven dat ze in de hemel is? Ik heb het idee dat ik het verdriet niet goed kan verwerken en moet ik voor altijd in twijfel leven.

ADVERTORIAL

Geeft u Egyptische christenen een Pasen om nooit te vergeten?

In Egypte is het steeds lastiger om rond te komen. Voedselprijzen rijzen de pan uit. U kunt het verschil maken door een voedselpakket voor een gezin van Egyptische christenen te kopen, die wij uitdelen ter plaatse. Heel praktisch willen we hiermee handen en voeten geven aan de opdracht van God om de armen te voeden. 

Doet u mee?

Geeft u Egyptische christenen een Pasen om nooit te vergeten?

Antwoord

Beste vriend of vriendin, het grijpt diep in als een mens, waarmee we in liefde en in een zusterband verbonden zijn, sterft. Naarmate de gestorvene jonger in leeftijd is zal het sterven meer indruk maken en een grote pijn en een groot verlies met zich mee brengen. Voor ouders is het een hartverscheurende zaak wanneer een van hun  kinderen (jong) sterft.  En voor jou als broer of zus werd een diepe wond geslagen toen het je jong gestorven zusje betrof. Zo’n vroeg verlies geeft veel vragen. Niet in het minst de vraag waar de ziel van het kindje nu is.

Uit wat je schrijft maak ik op dat je op zoek bent naar de “voorwaarden” op basis waarvan we zouden mogen geloven (of bedoel je eigenlijk: concluderen?) dat je gestorven zusje behouden is. Daarbij noem je criteria waarover je onzeker bent: het ware geloof en de bekering van je ouders, tot welke leeftijd mogen we spreken van jong gestorven kinderen, is het gedoopt zijn van je zusje als zodanig voldoende? Je zou als het ware een checklist willen hebben zodat je op “objectieve” gronden kunt vaststellen waar je zusje nu is.

Onze vaderen hebben in de Dordtse Leerregels geen sluitend antwoord (bij conclusie) willen geven, maar een pastoraal antwoord op grond van Gods genadeverbond en Zijn verkiezend handelen. Dit is in eerdere vragen en antwoorden op Refoweb uitgebreid aan de orde geweest en je vindt hierin Bijbelse, pastorale antwoorden. Daarom volsta ik voor een belangrijk deel in mijn antwoord om te verwijzen naar die antwoorden (zie onder). Je doet er goed aan die te lezen want er staat veel in wat ik niet beter kan verwoorden.

De rode draad in deze antwoorden is dat de zaligheid van jonggestorven kinderen niet “verzekerd” is door het geloof van de ouders, maar door de zekerheid van het genadeverbond. Daarbij gaat het niet om een sluitende redenering op te zetten en dan per conclusie te besluiten: het kind is verloren, of het kind is behouden, maar: je hoeft niet te twijfelen aan God en aan Zijn genade. Zo hebben de opstellers van de Dordtse leerregels een heerlijke troost willen bieden aan godzalige ouders tegenover hen die de Bijbelse leer van de genadige verkiezing  een harde leer vinden van een harde God die naar willekeur zelfs kleine kinderen  in het verderf zou storten.

Ds. Pieters zegt: Zijn ouders echter niet godzalig, dan vallen ze niet onder de troost van deze geloofsbelijdenis. Let wel! Dat betekent niet dat kinderen van niet-godzalige ouders verdoemd zijn. Onze vaderen spreken daar niet over. Dat laten ze liggen. Ze weten echter: troost bieden kunnen we alléén godzalige ouders. En dat is ook goed te begrijpen, omdat niet-godzalige ouders ook niet vatbaar zijn voor de ware troost.

Hij besluit zijn antwoord: De erfzonde, waarmee ons kleine kind zelfs besmet is in het lichaam van moeder, is lelijk en gruwelijk voor God, dat zij genoeg is om ons kindje te verdoemen...! Daarom kunnen ze vanwege Gods rechtvaardigheid en heiligheid maar één ding verwachten: een kind van zo'n vader, zo'n moeder zal wel voor eeuwig verloren moeten gaan...! En tot zùlke vaders en moeders (tot zùlke alleen!) zegt het belijdenisgeschrift van Dordt: twijfel maar niet, hoor, moeder! Twijfel maar niet, hoor, vader! U kunt weliswaar niets anders verwachten voor uw levenloos geboren kindje (voor uw op sterven liggende baby), dan eeuwige pijn. Maar wij mogen vanuit Gods Woord weten dat uw kindje in het genadeverbond is begrepen en dat het daarom heilig is. En zulke kinderen horen tóch niet in de hel thuis. O, van nature horen onze kinderen niet in de hemel thuis. Maar uit genade horen ze niet in de hel thuis.

Tot zover ds. Pieters. Maar lees het hele antwoord en de andere antwoorden en ook de preek van ds. Vreugdenhil over de Dordtse leerregels 1-17 en 1-18 die hij bij zijn antwoord heeft gevoegd. 

Jouw vraag is weer net iets anders dan de andere vragen. Het gaat niet over je eigen kindje, maar over je zusje, die overleed toen ze zeven was. Je weet niet of ze bekeerd was en uit je vraag maak ik ook op dat je niet weet of je ouders bekeerd zijn. Mag je dan geloven dat je zusje in de hemel is?

Uit de antwoorden kun je lezen dat niet het geloof van de ouders bepalend is; er worden slechts relatieve uitspraken gedaan over een leeftijdsgrens (ds. Vreugdenhil spreekt over “onwetenden”) en ook het al dan niet het gedoopt zijn is geen beslissend criterium, maar de zekerheid ligt vast in het genadeverbond! De troost die hieruit ervaren mag worden is sterker naarmate het geloof in oefening is. Een mens die niet gelooft dat God genadig is voor doodschuldige zondaren, heeft harde gedachten van God.  Als wij mensen in onze directe omgeving hebben die we liefhebben, dan hebben we ze bij hun sterven niet voor het verderf over. Het gevaar is dan zo groot dat wij op de stoel van God gaan zitten en zelf willen uitmaken waar de overledene is. Maar wie God zelf heeft leren kennen in Zijn rechtvaardigheid, heiligheid, genade en barmhartigheid, vindt troost in het feit dat God geen onrecht doet.

Je beëindigt je vraag met: Ik heb het idee dat ik het verdriet niet goed kan verwerken en moet ik voor altijd in twijfel leven. Je kunt je zusje niet missen en daarbij word je verscheurd door onzekerheid en twijfel over haar eeuwige bestemming. 

Ik ben in het pastoraat verschillende malen betrokken geweest bij het begeleiden van nabestaanden bij een overlijden, ook bij het sterven van jonge kinderen. Ik weet van nabij hoe belangrijk het is in de rouwverwerking als er duidelijke tekenen zijn geweest in het leven van de overledene dat hij of zij een nieuw leven kende met de Heere. Dan is er verdriet, maar tegelijkertijd een gunning en blijdschap in de wetenschap dat de overledene thuis is gekomen en de strijd te boven is. Meerdere keren is het ook voorgekomen als deze tekenen bij de overledene niet of minder duidelijk zijn dat aan mij als ambtsdrager wordt gevraagd om daarover een uitspraak te doen. Soms wordt het je zelfs kwalijk genomen als je daarover geen uitspraak kunt, mag of wil doen. Meerdere malen ben ik huiverend en biddend bij een rouwende familie geweest zoekend naar een recht woord op zijn tijd. Woorden die recht doen aan de ernst van de zonde en de dood, maar ook woorden die spreken van troost en van hoop omdat er midden in de grauwheid van de dood en het verderf er een weg en een middel is aangewezen om de welverdiende straf te ontgaan. Wij moeten elkaar sterken en aansporen om zelf de weg naar de Heere te zoeken en bij Hem zekerheid en troost te vinden door het geloof.

Daarom wil ik jou een vraag terugstellen: ken jíj de weg naar de zaligheid? Strijdt gíj om in te gaan! Als je zelf de Heere mag kennen en de reinigende kracht van Christus’ bloed, zullen de vragen over je zusje op hun plaats vallen. Dan mag je je zusje overgeven in de handen van een goeddoend God en in de oefening van het geloof kan de Heere je de troost schenken van het geloof dat je zusje gedragen wordt door de zekerheid van het genadeverbond. Ik raad je aan om dicht bij de Heere te leven. Leg Hem je noden en zorgen voor in het gebed en zoek Hem meer en meer te kennen in Zijn Woord. Dan legt Hij een bodem onder je verdriet en drijft Hij alle vrees en twijfel buiten! 

Want deze God is onze God;
Hij is ons deel, ons zalig lot,
Door tijd noch eeuwigheid te scheiden:
Ter dood toe zal Hij ons geleiden.
(Psalm 48:6)

Hartelijke groet,
J. P. van den Brink

J.P. van den Brink

J.P. van den Brink

Tags in dit artikel:

jonggestorven kinderen
Geen reacties

Terug in de tijd

Ik ben een man van halverwege de 20 en sinds enkele jaren getrouwd met de liefste vrouw die ik ken. Ik ben gedoopt en opgegroeid in de Ger. Gem.  Mijn vrouw ook. Sinds het overlijden van haar vader is...
Geen reacties
28-06-2021
Ik had verkering. Dat is uitgegaan omdat ik diegene te stil en te saai vond en ook voelde ik geen liefde meer. Na een paar weken vond en vind ik iemand anders heel leuk! En die wil mij beter leren ken...
4 reacties
28-06-2011
Wat zegt de Bijbel over het onderhoud van familiegraven? Zijn nabestaanden daartoe verplicht?
2 reacties
28-06-2018
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering