Vraag
In Job 1:6 wordt gesproken over "de zonen Gods". Wie zijn deze zonen en hoe komt het dat de satan daar ook onder gerekend wordt?
Geeft u Egyptische christenen een Pasen om nooit te vergeten?
In Egypte is het steeds lastiger om rond te komen. Voedselprijzen rijzen de pan uit. U kunt het verschil maken door een voedselpakket voor een gezin van Egyptische christenen te kopen, die wij uitdelen ter plaatse. Heel praktisch willen we hiermee handen en voeten geven aan de opdracht van God om de armen te voeden.
Antwoord
Beste vraagsteller, met de "zonen Gods" worden hier de engelen aangeduid, die hier in Job 1 voor de troon van de HEERE ontboden worden (verg. o.a. 1 Kon. 22:19-22, Dan. 7:9-14). Ook de satan -als gevallen engel- is daarbij; hij is hier nog niet uit de hemel verbannen (Luk.10:18, Op.12:13). Bedenk: satan wordt ter verantwoording geroepen en kan niets doen buiten de toelating van de HEERE!
Met een hartelijke groet,
Ds. D. M. Elsman
Lees ook:
ds. D.M. Elsman
- Geboortedatum:16-04-1961
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Rijssen
- Status:Actief
- Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Bovendien is hij volgens Judas en 2 Petr. 2. nadat ze gezondigd hadden en hun beginsel niet bewaard hadden, uitgeworpen; ze hebben hun eigen woonstede (de hemel) verlaten en zijn in de hel geworpen. Als Jezus zegt: Ik zag de Satan uit de hemel vallen, wijst dat m.i. erop dat hij nu op de aarde macht heeft. Niet wanneer dat gebeurde. Zo wordt er ook gezegd dat de engelen in de gemeente aanwezig zijn (1 Kor. 11). Of dat ze in dienst van God zijn en uitgezonden worden om Gods kinderen te dienen en te beschermen (Hebr. 1:14; Ps. 34).
Ook uit 1 Kon. 22 blijkt dat dit een gezicht van Micha was, en geen letterlijke werkelijkheid, maar een voor mensen begrijpelijke voorstelling van zaken.
Tenslotte: satan kwam in het midden van de kinderen (engelen) Gods, maar wordt zelf geen kind meer genoemd, maar de satan, de tegenstander. Natuurlijk pleegt God geen overleg met Satan, nog minder laat Hij Zich ophitsen door hem (2:3), maar het is een beeldvormige wijze van spreken. Het boek Job is een dichterlijk boek en zelfs in de eerste en laatste hoofdstukken (geschiedenis) komt nog beeldspraak voor. Denk aan de 'de HEERE wendde de 'gevangenis' van Job (42:10) en genoemde dingen uit hfdst. 1 en 2.